De kleur van zeewier verraadt waar ze groeien, omdat ze een ander pigment gebruiken voor de fotosynthese. De verschillende pigmenten gebruiken tijdens de fotosynthese verschillende golflengtes van het licht. Omdat niet alle golflengtes even diep doordringen in het water, speelt dat een grote rol in waar de wieren voorkomen.
Groenwieren leven het dichtst onder het wateroppervlak, op plaatsen waar alle golflengtes van het licht nog doorkomen. Zij gebruiken enkel het pigment chlorofyl (meer bepaald chlorofyl a en b), net als planten.
Bruinwieren leven wat dieper: net buiten het getijdengebied en tot op twee à drie meter diepte. Zij gebruiken chlorofyl a en c voor de fotosynthese, samen met fucoxanthine.
Roodwieren groeien in de diepere zones, kelpwouden kunnen bijvoorbeeld voorkomen tot op honderd à tweehonderd meter diepte. Zij bevatten bovenop chlorofyl a (en soms d), ook fycocyanine en fycobiline. Daardoor kunnen roodwieren gebruikmaken van het licht dat het verst in het water doordringt: groen, blauw en violet licht. De roodwieren worden het meest gekweekt.