Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Zorgen over de zoutwinning in de Lage Landen

Het is een mooi zicht wanneer je in Frankrijk of Noord-Spanje voorbij de witte pannen rijdt waarin zout wordt gewonnen. Ook in België en Nederland werd het witte goud ooit uit de zee gehaald. Anno 2020 wint Nederland nog steeds zout, maar de manier waarop zorgt voor flink wat controverse. 

Matthieu Van Steenkiste

Journalist - Schrijft over voeding, muziek en film.

Waar mensen zijn en gekookt wordt, vind je zout. Al van in de late IJzertijd – de periode waarin de Kelten bij ons de plak zwaaiden – moet men bij ons met de winning van het witte goedje bezig zijn geweest. “In die tweede en eerste eeuw voor Christus bestond onze kust dan ook uit een enorm groot veen; moerasgebied waar getijdengeulen zout water tot diep landinwaarts brachten, een beetje zoals het Verdronken Land van Saeftinghe in de Antwerpse polder nu nog is”, vertelt professor archeologie Dries Tys van de Vrije Universiteit Brussel. “Het is een soort landschap dat zich erg goed leent voor zoutwinning.”

Tegen dat de Romeinen onze contreien veroverden, was zout nog belangrijker geworden. “In die mate zelfs”, zegt Tys, “dat de soldaten hun soldij deels daarin uitbetaald kregen. Vandaar ons woord salaris. Want ja, je had zout nodig. Als je vlees of vis wilde bewaren moest je immers kunnen pekelen, en ook als smaakmaker was het erg geliefd.”

En dus bouwden de Romeinen de zoutwinning uit tot een echte industrie. “Dat gebeurde met een systeem van zoutpannen”, vertelt de archeoloog. “Daaruit verdampte het water in de warmte van de zon, tot aan het einde van de zomer enkel nog een zoute pap overbleef. Meer lukte niet met ons klimaat, en dus werd die natte hoop in aardewerken containers (de zogenaamde briquetten) geschept die met vuur werden verwarmd tot het laatste water was verdampt. We vonden overblijfsels van zulke zoutpannen bij de aanleg van de Zeebrugse haven, en af en toe komt er zo’n briquet boven als een boer zijn land omploegt.”

“Na de zestiende eeuw probeerde men nog wel om van Oostende een nieuwe internationale haven te maken, maar de voortdurende politieke instabiliteit zorgde ervoor dat de zoutwinning stilviel"

Van aardewerk naar ketels

Hoe belangrijk de industrie was voor de Romeinen zien we ook op het Zeeuwse eiland Walcheren, waar een Romeinse tempel een altaar had dat was opgedragen aan de zoutwinning. 

“Het zout werd zelfs verhandeld naar de overkant van het kanaal”, duidt Tys. “Maar eenmaal het Romeinse staatsapparaat in elkaar zakte, zo tegen de derde eeuw, verdween de systematische, georganiseerde kant van de zoutwinning bij ons. Vanzelfsprekend bleef de vraag, echter, en dus ook de productie. Zo hebben we geschreven bronnen, maar ook archeologische vondsten die bevestigen dat de vroegmiddeleeuwse schaapsboeren in de schorren zout wonnen. Zij gebruikten in plaats van aardewerken containers wel metalen ketels, wat meteen verklaart waarom we van hun activiteit weinig terugvinden: een metalen ketel die versleten is wordt opnieuw gesmolten tot iets anders. En ook dat zal niet altijd kleinschalig zijn geweest. Een bron uit de achtste eeuw vermeldt dat een bepaalde boerderij zeventien van dat soort ketels om zout te maken had. Dan mag je er vrij zeker zijn dat hun productie niet louter voor eigen gebruik was.” 

Toch zijn we ergens onderweg gestopt met zout uit ons zeewater te halen. “Hoe dat komt, is niet duidelijk”, zegt Tys. “In elk geval is de praktijk nog tot minstens de zestiende eeuw bij ons blijven bestaan. We hebben weet van bronnen die op dat moment nog zoutovens in de buurt van Nieuwpoort vermelden, maar daarna is het langzamerhand verdwenen. Waarschijnlijk had dat te maken met de algemene economische neergang van de zeehandel. Men probeerde nog wel om van Oostende een nieuwe internationale haven te maken, maar voortdurende politieke instabiliteit – de stad is toen verschillende keren belegerd – zorgde ervoor dat de zoutwinning stilviel. Dat was al helemaal het geval toen de streek ook nog eens enkele grote overstromingen te verwerken kreeg. Onze Bourgondische overheersers hadden ondertussen de winning van steenzout – zout dat uit geologische lagen voorkomt, en niet uit zee – in de ondergrond van de Jura opgestart, en ook dat verschoof een en ander. Ik denk dat men er aan onze kust nadien gewoon niet opnieuw aan begonnen is. Technisch gezien zou het nochtans nog altijd kunnen; de omstandigheden zijn niet gewijzigd, maar natuurlijk is zout ondertussen een pak goedkoper, waardoor het economisch minder interessant kan zijn."

Hollands houten zouthuis voor zoutwinning.

Zout uit de Nederlandse ondergrond

Einde van het zoutverhaal in onze Lage Landen? Toch niet. Eind negentiende eeuw ontdekte men ook in de Nederlandse ondergrond zoutlagen, en die werden vanaf 1918 geëxploiteerd via de techniek van de oplosmijnbouw. Professor geologie Janos Urai van de Universiteit van Aken legt me uit hoe dat werkt. “In Duitsland of Roemenië graaft men zout ook al eens uit met explosieven of graafmachines – vaak gebeurt dat door niet meer dan twee boorgaten. Via het ene gaat men zoet water naar de zoutlaag pompen, waardoor het zout oplost en een pekel-oplossing ontstaat. Die wordt vervolgens naar boven gehaald via het andere boorgat, waarna men er in een fabriek het zout weer uithaalt.”

Toch is niet iedereen even gelukkig met de moderne Nederlandse zoutwinning. Actiegroepen klagen over grondverzakkingen en lekkages van pekel en diesel. Diesel? “Dat gebruikt men om op een bepaald moment een film te leggen bovenaan de pekel zodat die niet langer bovenaan het zout oplost, maar enkel opzij en naar beneden”, bevestigt professor geologie Manu Sintubin van de KU Leuven. “Je wil immers niet dat het dak van je caverne oplost, want dat zou de stabiliteit van je holte in gevaar brengen.”

Het voelt vies, diesel in de ondergrond pompen, maar Sintubin blijft er rustig bij. “Zout is een behoorlijk ondoordringbaar materiaal, dus erg gevaarlijk is het niet om die diesel in die holte te pompen. En laat ons eerlijk zijn, als olieproduct is het net zo goed een natuurlijk fenomeen als zout. De grote zwakte in die manier van aanpakken zit in de kwaliteit van je boorgat en het buizensysteem tussen caverne en aardoppervlak. Als daar een lek in komt, loop je natuurlijk het risico dat je je drinkwaterlaag gaat bezoedelen, zowel met de pekel die je oppompt als de diesel. Dat moet je dus wel degelijk zien te vermijden."

In het oosten van Nederland boort een werknemer een zoutlaag aan.

Weglekkende pekel

Ongelukken gebeuren nochtans, vertelt Sectorleider Zout Ronald van Steveninck van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM). De overheidsorganisatie houdt een oogje in het zeil bij alle ondergrondse activiteiten in Nederland, en zit zo op de eerste rij als het fout loopt. “Bij Nedmag, in de provincie Groningen, bijvoorbeeld, waar in 2018 het dak van een caverne scheurde en pekel zo in de bovenliggende aardlagen terechtkwam. Dat is door het bedrijf op een goeie manier beheerst, door de pekel zoveel mogelijk af te voeren, zodat de druk in de caverne laag genoeg bleef en er uiteindelijk een minimaal cavernevolume in de ondergrond achterblijft. Zo wordt het lekken zo veel mogelijk geminimaliseerd en voorkomt men dat het in de toekomst weer kan gebeuren”.

“Het had natuurlijk allemaal niet mogen gebeuren”, vult senior inspecteur Gerco Hoedeman van de toezichthouder aan. “Maar tot 2017 was het idee in de Europese zoutwinning nog dat als na het afsluiten van de caverne de pekel opwarmt – en de wanden van diepere zoutcavernes langzaam naar binnen stromen zoals een gletsjer langzaam de berg af kruipt, doordat de pekel onder druk staat – het wel langzaam tussen de zoutkorrels zal weglekken. We vroegen ons al af of dat niet tot scheuren in het dak kon leiden en nog voor ons onderzoek daarover was afgerond werd het ingehaald door de werkelijkheid bij Nedmag. Blijkt nu dat je moeilijk kunt voorspellen of je permeatie krijgt, of een scheur, en daar moet je dan ook rekening mee houden. We hebben ook de andere twee zoutwinners in Nederland gevraagd om dat inzicht op hun cavernes toe te passen.”

Installatie in het oosten van Nederland waar het pekelwater wordt verwerkt tot zuiver zout.

Verscherpt toezicht

Een groter zorgenkind dan Nedmag, is zoutwinner Nouryon, het vroegere Akzo Nobel, in de provincies Overijsel en Groningen, dat ondertussen onder verscherpt toezicht staat. “Daar zagen we tussen 2014 en 2016 een pak meer lekkages in hun pijpleidingen”, zegt van Steveninck. “Toen hebben we ingegrepen. Ze hebben een grootscheepse sanering gedaan van hun leidingnetwerk waardoor de pekellekken gestopt zijn. Ook oude diesellekken, die ondertussen aan de oppervlakte waren gekomen, zorgden voor lokale bodemverontreiniging die nu wordt aangepakt.”

Vanwaar dan toch het verscherpt toezicht? “Dat heeft alles te maken met het feit dat er geen goed plan klaarligt voor het afsluiten van de oudere cavernes”, zegt Hoedeman. “Vroeger dacht men dat een cementplug volstond om het boorgat af te sluiten. Nu weten we dus dat er op die manier kans op scheuren elders bestaat. Een van de nazorgscenario’s zou dan kunnen zijn om de caverne langer te laten openstaan, en af en toe nog wat pekel af te laten, zodat de druk op een veilig niveau gehouden wordt. Bij Nedmag verkoos men echter om de pekel sneller af te laten. Ze hebben een nieuw winningsplan ingediend en daarin willen ze aan het einde van de levensduur de cavernes zo snel mogelijk laten leegstromen. Op zich is dat goed, want zo genereer je een minimaal restrisico voor de toekomst, maar je krijgt wel extra bodemdaling. Men moet in samenspraak met de Waterschappen bekijken of dat acceptabel is of niet.”

Het gebied rond een zoutfabriek in Twente kent instortingsgevaar door zoutcavernes.
“De dalingen die wij toestaan zorgen over de breedte van een huis hoogstens voor een verschil van de dikte van een paar A4’tjes. Dat is geen scheefstand die tot schade kan leiden”

Draagvlak weggezakt

Want dat is het volgende dingetje bij zoutwinning: een dalende bodem. “Je maakt natuurlijk een ondergrondse holte”, legt Sintubin uit. “En als je dan weet dat zout een makkelijk vloeiend gesteente is, is het niet gek dat die holte op termijn traag maar zeker in elkaar zal klappen, wat aan het aardoppervlak tot een daling van de bodem leidt. Daar zit een limiet op, en ik weet dat men in Twente vreest voor totale inzakking van sommige oude cavernes. Het risico daarop is nochtans ontzettend klein, want daarvoor zitten die cavernes veel te diep.” 

De trillingen die dat kan opwekken zijn ook veel te klein om aardbevingen te veroorzaken, zegt de geoloog. “Maar dat is natuurlijk wat men vreest. De maatschappelijke bezorgdheid die er in Nederland heerst rond de gaswinning in de provincie Groningen waaiert uit richting andere ondergrondse activiteiten. Terwijl het echt wel om een heel ander proces gaat. Maar natuurlijk bestaat nulrisico niet, dus er kunnen spijtige voorvallen zijn die het draagvlak onderuithalen en ook de goeie bedrijven meesleuren. Dat is ook wat er in Groningen gebeurde: door de problemen heel lang te minimaliseren is het draagvlak voor de gaswinning daar nu volledig verdwenen.”

Maar neen, inwoners van Groningen en Overijssel hoeven niet te vrezen voor scheuren in hun huis. “De dalingen die wij toestaan zorgen over de breedte van een huis hoogstens voor een verschil van de dikte van een paar A4’tjes. Dat is geen scheefstand die tot schade kan leiden”, zegt Hoedeman. “Het is wat bodemdaling betreft veel belangrijker dat je het waterpeil in de gaten houdt, en daarover overleggen we intensief met de Waterschappen."

“Je kunt wel degelijk op een maatschappelijk aanvaardbare en milieubewuste manier aan zoutwinning doen, maar dat neemt niet weg dat er een toezichthouder nodig is"

Minder toxische alternatieven

De nieuwste Nederlandse zoutwinning vinden we onder de Waddenzee. Ook daar ontstond veel protest bij de bevolking, maar een position paper van de Waddenacademie waaraan Urai meewerkte sprak een voorzichtige zegen uit. “Natuurlijk boort men van op land, dus dat zal in een bocht en schuin moeten lopen wat minder gangbaar is, maar niet onmogelijk. Het lijkt me dus allemaal beheersbaar”, legt hij nu uit.

Hoedeman vult aan. “Aangezien het om de diepste cavernes gaat, tot drie kilometer diep, zagen we wat grondvervuiling betreft weinig gevaar, maar het risico op bodemdaling is wel een pak groter als je op zo’n diepte boort. Daarom hebben we geoordeeld dat Frisia maar zoveel bodemdaling mag veroorzaken als de Waddenzee aankan. Dat is immers een complex ecosysteem met een groot dieren-en plantenleven op de stukken die bij laagtij blootvallen. Dat mag niet verstoord worden.”

Ondertussen pakt men ook het dieselprobleem aan. Vorig jaar stelde het SodM de drie Nederlandse zoutwinners de vraag of het niet zonder kan. “En dat leverde resultaat op”, zegt Hoedeman. “Ze hebben alle drie alternatieven voorgesteld die minder toxisch zijn en inzetbaar zijn bij nieuw te ontwikkelen cavernes. Dan gaat het over minerale oliën waarin geen kankerverwekkende benzenen meer zitten. Je moet het nog steeds niet drinken, maar het is een stuk minder toxisch, en het wordt ook veel gemakkelijker afgebroken door bacteriën als het dan toch in de ondergrond komt. Die stoffen gaan ze dus inzetten wanneer ze nieuwe cavernes aanboren.”

“Je kunt wel degelijk op een maatschappelijk aanvaardbare en milieubewuste manier aan zoutwinning doen”, concludeert Sintubin. “Dat neemt niet weg dat er een toezichthouder nodig is.” “Klopt”, zegt Hoedeman. “Want bedrijven denken vaak toch meer aan geld, en minder aan veiligheid en duurzaamheid. Wij zijn onafhankelijk en moeten ons niet bekommeren om dat financiële plaatje. We kunnen ons puur richten op dat laatste, zowel voor mens als milieu."

Bronvermelding