Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Zo behouden we de bijen, en redden we onze appels

Maar liefst 40 procent van de bijensoorten wordt met uitsterven bedreigd. Slecht nieuws voor de bij en haar liefhebbers, maar ook de appeltelers zitten met de handen in het haar. Dankzij hun rol als bestuiver zijn bijen immers verantwoordelijk voor ruim 40 procent van de opbrengst van onze meest gegeten vrucht. Hoe zorgen we dat onze appelbomen ook in de toekomst bestoven blijven?

Merel Deelder

Journalist - Gespecialiseerd in het ethisch perspectief van milieu, voeding en veeteelt.
"Drie vierde van onze belangrijkste voedselgewassen zijn van bestuivende insecten afhankelijk"

Zo behouden we de bijen, en redden we onze appels

Maar liefst 40 procent van de bijensoorten wordt met uitsterven bedreigd. Slecht nieuws voor de bij en haar liefhebbers, maar ook de appeltelers zitten met de handen in het haar. Dankzij hun rol als bestuiver zijn bijen immers verantwoordelijk voor ruim 40 procent van de opbrengst van onze meest gegeten vrucht. Hoe zorgen we dat onze appels ook in de toekomst bestoven blijven?

Met wat pollen in een potje en een kwastje van donsveren klimmen ze in het voorjaar massaal de bloeiende appelbomen in. ‘Ze’ zijn de boeren en arbeiders uit de appelvallei Maoxian in de Chinese provincie Sichuan. Bij gebrek aan bestuivende insecten nemen zij sinds eind jaren tachtig de taak van het bestuiven zelf op zich.

Niet alleen in Maoxian is het slecht gesteld met bestuivende insecten. Volgens het IPBES, een VN-onderzoeksinstituut, wordt wereldwijd meer dan 40 procent van de bestuivers met uitsterven bedreigd. In Nederland staat zelfs meer dan de helft van de bijensoorten op de rode lijst en voor Vlaanderen is momenteel een dergelijke lijst in de maak. Een alarmerende zaak, want meer dan drie vierde van onze belangrijkste voedselgewassen zijn van bestuivende insecten afhankelijk. Moeten ook wij straks met een kwast de bomen in?

"In een moderne appelgaard is er buiten de bloesemtijd voor de bijen zeer weinig voedsel te vinden en nergens een holle plantenstengel om in te schuilen"

De problemen van de bestuivers

De gangbare appelgaard blijkt geen aantrekkelijke plek voor bestuivende insecten. Hiervoor zijn drie hoofdoorzaken aan te wijzen.


1. Gebrek aan voedsel en onderkomen

“Wij mensen hebben eten en een dak boven het hoofd nodig. Dat geldt evengoed voor de bijen die onze appels bestuiven”, vertelt bio-ingenieur Egbert Asselman. Hij werkt voor een Regionaal Landschap in het zuidoosten van de provincie Vlaams-Brabant aan ‘Meer natuur voor pittig fruit’; een project met als doel de fruitgaarden weer aantrekkelijk te maken voor bestuivende insecten.

De appel wordt bestoven door een breed scala aan insecten. Vaak zijn dat wilde bijen, zoals zandbijen, metselbijen en aardhommels; soorten die tijdens de appelbloesem in het voorjaar hun nesten opbouwen. “In een moderne appelgaard is er buiten de bloesemtijd voor de bijen zeer weinig voedsel te vinden en nergens een holle plantenstengel of stukje schrale grond om in te schuilen.”

Het is de tragiek van vrijwel alle hedendaagse monoculturen: doordat deze per definitie bestaan uit één gewas, is hier maar een beperkte periode – enkel tijdens de bloei – voedsel beschikbaar voor bestuivende insecten. Door de grootschaligheid is er weinig of geen ruimte meer voor wilde bloeiende kruiden of struiken, terwijl de wilde bijen juist daar hun voedsel en onderkomen kunnen vinden.


2. Toepassing van bestrijdingsmiddelen

Een daaraan gerelateerd probleem is het gebruik van bestrijdingsmiddelen. “Een boomgaard is een zeer onnatuurlijke plek”, vertelt Asselman. “Door de grootschalige aanwezigheid van slechts één soort, krijg je vroeg of laat altijd parasieten; plagen die profiteren van het gebrek aan natuurlijke vijanden. Dat maakt het noodzakelijk om aan plaagbestrijding te doen met chemische, biologische en/of natuurlijke bestrijdingsmiddelen.”

Aanwijzingen voor de schadelijke en zelfs dodelijke effecten van chemische insecticiden stapelen zich de afgelopen jaren op. Uit recent grootschalig onderzoek, gepubliceerd in Science, blijkt dat de omstreden neonicotinoïden de reproductie van wilde bijen aantasten en daarmee hun voortbestaan bedreigen. Ook in de appelgaarden worden neonicotinoïden gebruikt, maar de toepassing ervan is verboden tijdens de bloei. Of dat de schade daadwerkelijk beperkt, is evenwel nog onduidelijk. Volgens één van de onderzoekers kunnen neonicotinoïden zich immers via water verspreiden in de omgeving en zo opgenomen worden door omringende bloemen waar bijen op vliegen.


3. Ziekteoverdracht via gedomesticeerde bijen

Een derde probleem voor de wilde bijen wordt gevormd door de inzet van gedomesticeerde bijen. Om zich te verzekeren van een goede bestuiving, huren veel telers tijdens de bloei kastelen met honingbijen. Een aantal jaar geleden kwam ook de inzet van gekweekte metselbijen op. Helaas gaat dit gepaard met het risico dat gedomesticeerde bijen ziektes kunnen overdragen op wilde bijensoorten.

“Doordat honingbijen en gekweekte metselbijen met veel dicht op elkaar gehouden worden en bovendien door selectie weinig genetische diversiteit bezitten, zijn ze erg vatbaar voor virussen en parasieten”, verklaart dr. Ivan Meeus. Als biochemicus aan de Universiteit Gent doet hij sinds een aantal jaar onderzoek naar bestuiving door wilde insecten. Daarvoor verdiepte hij zich in ziektes en immuniteit onder bijen. “Een aantal van die ziektes is overdraagbaar op wilde bijensoorten. De overdracht kan plaatsvinden via bestuiving; wanneer een honing- of gekweekte bij een bloem heeft bezocht en er vervolgens een wilde bij op dezelfde bloem gaat zitten, kan de ziekte zich verspreiden.” Wereldwijd is op een aantal plekken de verspreiding van ziektes van honingbijen naar lokale wilde bijen vastgesteld. Of en in hoeverre dit in Vlaanderen wilde populaties verstoort is nog onduidelijk.

Volgens Meeus vormt de inzet van honing- en kweekbijen een groot risico voor de wilde bijen. Het is volgens hem dan ook geen duurzame oplossing. “Het is een typische kortetermijnoplossing, waar op de lange termijn enkel verlies mee gepaard gaat. Zolang er geen sprake van parasitering is, wordt de bestuiving er tijdelijk gelijk mee gehouden. Maar er komt wel ineens een prijskaartje aan de bestuiving te hangen. Honing- en andere gedomesticeerde bijen moeten gekocht of gehuurd worden. En dat terwijl de service geleverd door de natuur gratis is.” De wilde bijen sturen immers geen factuur naar hun bestuivingsdiensten. 

"Telers danken meer dan de helft van de winst op hun oogst aan bestuivende insecten"

Waarom speelt de bij zo’n belangrijke rol in de opbrengst?

Terwijl de appelgaard geenszins uitnodigend blijkt voor bestuivende insecten, speelt de bij wel een belangrijke rol in de opbrengst.

Wanneer de appelboom in bloei staat, moeten de mannelijke stuifmeelkorrels van de ene bloem, overgebracht worden naar de stamper – het vrouwelijk geslachtsorgaan – van de andere bloem. De bijen dragen hier graag zorg voor; in de bloemen verzamelen zij nectar en stuifmeel; hun dagelijks brood. Een deel van het stuifmeel blijft aan hun haren kleven, waarmee zij al vliegend van bloem naar bloem de appelbloesem bestuiven. Komt er voldoende stuifmeel op de stamper, dan raakt de bloem bevrucht en zal er een appel uitgroeien.

Hoeveel appels we danken aan de bestuivers werd duidelijk in een experiment door Wageningen University & Research uit 2015. Daarin werden de bloemen van Elstar appelbomen ontoegankelijk gemaakt voor insecten. Door de bebloemde takken in te pakken met gaas, kon de wind de bloemen nog wel bestuiven, maar de insecten niet meer. Het resultaat was een 40 procent kleinere appeloogst dan wanneer de bloemen vrij toegankelijk waren voor insecten.

De financiële bijdrage van bestuivende insecten is zelfs nog groter.

Telers danken meer dan de helft van de winst op hun oogst aan bestuivende insecten, zo stelden de Wageningse onderzoekers. Dat komt doordat appels die goed zijn bestoven groter en ronder worden. “De stamper van de appelbloem beschikt over vijf carpellen of vruchtbladen”, verklaart Matti Pisman. Dit is waar de zaadlijsten van de beginnende vrucht zich bevinden. 

Pisman onderzoekt aan de Universiteit Gent samen met dr. Meeus de rol van bestuivers in de appelteelt. “Alle carpellen moeten succesvol bestoven worden om tot een grote, symmetrische appel uit te groeien. Voor telers zijn kleine en minder symmetrische appels niet wenselijk, want daarvan ligt de prijs veel lager. Nu kan een teler een deel van zijn appels soms niet eens verkopen, omdat de vorm of grootte niet voldoet aan de norm.” Om commercieel interessante appels te produceren blijkt goede bestuiving dus essentieel. 

"Wilde bijen blijken een stuk belangrijker voor de appelopbrengst dan honingbijen. De teelt van Elstar zou niet langer rendabel zijn zonder wilde bestuivers"

Wilde bijen bestuiven beter

Wilde bijen blijken een stuk belangrijker voor de appelopbrengst dan honingbijen. Terwijl ze relatief minder aanwezig waren tijdens het Wageningse onderzoek, namen zij gemiddeld rond de 60 procent van de totale bestuiving voor hun rekening. De teelt van Elstar zou niet langer rendabel zijn zonder wilde bestuivers, zo concludeerden de onderzoekers.

Volgens Meeus bestuiven wilde bijen beter dankzij hun beharing. “Veel wilde bijensoorten zijn hariger dan de honingbij, waardoor er meer pollen aan hun lijfjes blijven plakken."

Daarnaast brengen de wilde bijen nog een voordeel: ze vliegen wanordelijker door de boomgaard heen. Iets wat de zogenaamde kruisbestuiving ten goede komt. Dat betekent dat het stuifmeel afkomstig moet zijn van een ander appelras dan het ras dat wordt bevrucht. Voor de appel is kruisbestuiving noodzakelijk: “De bij moet eerst de bestuivende boom bezoeken, daarvan wat pollen met zich meenemen en daarna pas naar de boom te gaan die je bevrucht wilt hebben”, legt Pisman uit.

"Wilde bijen foerageren kriskras door de gaard. Dat maakt de kans veel groter dat er kruisbestuiving plaatsvindt en de appel bevrucht wordt"

Honingbijen vliegen gerichter

“Omdat honingbijen door middel van dans met elkaar communiceren over waar het beste voedsel te vinden is, vliegen zij heel gericht naar precies die bomen waar veel te halen valt”, vertelt Pisman. “Daardoor brengen zij lang niet altijd het stuifmeel over naar de boom waarvan je uiteindelijk de vruchten wilt plukken. Wilde bijen foerageren daarentegen kriskras door de gaard. Dat maakt de kans veel groter dat er kruisbestuiving plaatsvindt en de appel bevrucht wordt.”

Naast het feit dat zij appels minder goed bestuift, vliegt de honingbij ook enkel bij goed weer. “Het moet minstens 13º Celsius zijn, maar liever vliegt de honingbij bij een temperatuur rond de 20 °C. Als het regent, koud is, of hard waait blijven ze liever warm in de kast. De hommel daarentegen vliegt al bij een temperatuur van 10 °C”, duidt Pisman.

In de appelteelt kan dit al snel betekenen dat een bloeiperiode aan de honingbijen voorbij gaat. “Dit jaar was het weer bijvoorbeeld bijzonder slecht tijdens de appelbloesem en vlogen de honingbijen nauwelijks”, vertelt Pisman. “Op het moment dat de honingbijen lekker warm binnen blijven, kunnen de wilde bijen een buffer vormen. Door klimaatverandering wordt het weer nu steeds wisselvalliger. Als een koude aprilmaand de norm wordt, gaat de achteruitgang van de wilde bijen een grote impact hebben op de appelteelt.

De honingbij bestuift minder goed en vormt door ziekteoverdracht een potentiële bedreiging voor wilde bijensoorten, toch gaat het overgrote deel van de belangstelling naar deze soort"

Help, we redden de verkeerde bij

De honingbij mag dan wel minder goed bestuiven en door ziekteoverdracht een potentiële bedreiging voor wilde bijensoorten vormen, toch gaat het overgrote deel van de maatschappelijke belangstelling rondom bijenwelzijn naar deze soort. Vanuit de Vlaamse en Europese landbouwbegroting is vorig jaar 750.000 euro neergelegd om imkers te ondersteunen. Daarnaast is het federale bijenplan onlangs geüpdatet en ook in dat plan ligt de nadruk op het ondersteunen van de honingbij.

Volgens Meeus komen we daar geen stap verder mee: “We zetten massaal in op ondersteuning van de getemde versie en zo verschijnen er steeds meer imkers met zeer goede bedoelingen, maar worden de wilde bijen wel aan hun lot overgelaten.”

Alles inzetten op wilde bijen is volgens Pisman evenmin een alternatief. “Dan worden de imkers weer over het hoofd gezien. Bovendien kunnen honingbijen goed van pas komen wanneer er ergens een tekort aan wilde bestuivers is. Pas als alle soorten de nodige ondersteuning krijgen, kan men echt zeggen dat men bezig is de bijen te redden.”

De honingbij hoeft hoegenaamd niet uit de landbouw te verdwijnen, maar zou wel verstandiger ingezet moeten worden. “Met gps-tracking van bijenkasten kunnen we heel precies gaan bepalen waar honingbijen van dienst kunnen zijn”, suggereert Meeus. “Ze moeten dan wel weggehaald worden voor het einde van de bloeiperiode, om eventuele voedselconcurrentie met wilde bijen te voorkomen.”

"Wat je wilt is dat kolonies wilde bijen zich bij de appelgaarden opbouwen en vestigen"

De redding in de vorm van een bloeiboog

Als de gangbare appelgaard geen aantrekkelijke plek voor bestuivers blijkt en de inzet van gedomesticeerde bijen op termijn het gevaar van ziekteverspreiding met zich meebrengt, moet er naar andere alternatieven gezocht worden.

”Wat je wilt is dat kolonies wilde bijen zich bij de appelgaarden opbouwen en vestigen”, vertelt Asselman. “In elke boomgaard moet er daarom ook voor en na de bloei eten te vinden zijn. Ik werk met appeltelers aan een bloeiboog; een diversiteit aan planten die elk op verschillende momenten bloeien. We planten vooral struikachtigen aan, zoals gele kornoelje, sleedoorn en een aantal wilgensoorten. Die tweede geeft al bloesem vanaf maart.”

“Door de aanplant van struiken en het maaibeheer meer in lijn te stellen met de bijen, ontstaan er op de gaard meer kansen voor natuurlijke vijanden van plagen”, vertelt Asselman. “Dat verkleint de noodzaak tot het gebruik van pesticiden.

"Hoe meer voedsel er staat, des te meer eitjes er gelegd kunnen worden en des te sneller de populatiegroei"

Groeiende belangstelling bij appeltelers

Naast veilig voedsel hebben bijen ook een onderkomen nodig. ‘Meer natuur voor pittig fruit’ werkt met bijenhotels; nestkasten gevuld met holle buisjes waar verschillende wilde bijensoorten in kunnen trekken. “In elke gaard zien we dat in het eerste jaar al enkele buisjes gevuld zijn”, vertelt Asselman. “Ze komen spontaan, je ziet ze ineens vliegen. Het jaar erop zijn het er dan al een stuk of tien. En dan gaat het plots heel snel. Hoe meer voedsel er staat, des te meer eitjes er gelegd kunnen worden en des te sneller de populatiegroei. De fruittelers waarmee we vanaf het begin werken, zijn nu hun vierde jaar ingegaan. Zij hebben goed gevulde kasten hangen en zijn erg tevreden.”

Bij het project hebben zich in vier jaar tijd zo’n honderd appeltelers uit Vlaanderen en Nederland aangesloten. “En ik merk nog steeds dat de belangstelling onder telers groeit”, vertelt Asselman. Of de appels nu ook groter en ronder worden, durft hij nog niet met zekerheid te stellen. “Het is nog te vroeg om al conclusies te trekken, maar het ProefCentrum voor Fruit, één van onze partners, maakt zich sterk een kwaliteitstoename te zien.”

Bij bij de bloesem van een sleedoorn.

Minder pesticiden, meer onkruid

Voor een rendabele appelteelt blijken wilde bijen essentieel. Willen wij ook in de toekomst appels blijven eten, dan moeten we de wilde bijen een plaats bieden in de appelboomgaard. Dat betekent: minder pesticiden, meer onkruid en meer nestelgelegenheid. Voor honing- en andere kweekbijen moet, afhankelijk van de locatie, afgewogen worden of hun inzet verstandig is. Maar om te beginnen kan er meer aandacht gevraagd worden voor de wilde bijensoorten. Want, zoals Asselman stelt: “Onbekend is onbemind. Mensen moeten al die prachtige bijensoorten eerst leren kennen, want pas dan komt er bereidheid om voor ze te vechten.”

Bronvermelding