Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Pesticiden, de zwarte schapen van de boerderij

‘Pesticiden roeien onze bijen uit’, ‘Glyfosaat kankerverwekkend’ en ‘Toxische pesticidencocktail op ons fruit’. De krantenkoppen zijn vaak ongenuanceerd, het debat is altijd verhit. Is een panische pesticidenangst op zijn plaats of moeten we leren om met plezier onze dagelijkse cocktail te slikken? Journalist Melissa Vanderheyden gaat op zoek naar achtergrond en nuance.

Melissa Vanderheyden

Journalist en ex-coördinator van Eos Tracé
“Vroeger had je breed werkende middelen die met veel verschillende insecten of onkruidsoorten afrekenden. Vandaag gebruiken landbouwers middelen die specifiek één organisme of ziekte bestrijden”

Pesticiden, de zwartste schapen van de boerderij

‘Pesticiden roeien onze bijen uit’, ‘Glyfosaat kankerverwekkend’ en ‘Toxische pesticidencocktail op ons fruit’. De krantenkoppen zijn vaak ongenuanceerd, het debat is altijd verhit. Is een panische pesticidenangst op zijn plaats of moeten we leren om met plezier onze dagelijkse cocktail te slikken? Journalist Melissa Vanderheyden gaat op zoek naar achtergrond en nuance.

Sinds het prille begin van de landbouw worden gewassen opgeknabbeld, aangetast en overwoekerd door insecten, schimmels en wilde planten. De boer bestrijdt de boosdoeners al duizenden jaren met pesticiden. De Soemeriërs verdelgden hun insecten en mijten met zwavel, de Chinezen gebruikten kwik en arsenicum. Na de 19e eeuw stimuleerde de wetenschappelijke vooruitgang de ontwikkeling van meer en efficiëntere bestrijdingsmiddelen. Mechanische bestrijdingsmethoden ruimden plaats voor chemische.

Sinds de jaren veertig worden bestrijdingsmiddelen zeer intensief gebruikt. Ze leveren een belangrijke bijdrage aan de voedselvoorziening, maar kunnen de gezondheid en het milieu schaden. Het gevaar van de eerste generatie bestrijdingsmiddelen werd pas lang na het eerste gebruik ervan ontdekt. Omdat er geen alternatief was, bleven landbouwers sommige middelen nog jaren gebruiken. Dat DDT een bloedbad aanrichtte onder niet-schadelijke insecten en vogels, wisten wetenschappers in de jaren zestig al. Toch werd het in België pas verboden in 1974 en duurde het in de EU tot 2004.

Verstrengde controle

Anno 2017 wordt een bestrijdingsmiddel uitgebreid gecontroleerd voor het op de markt komt. De Europese Unie bepaalt de regels waaraan de producten moeten voldoen. Die wetten beschermen het milieu en de menselijke gezondheid. “Elk pesticide wordt afzonderlijk getest op proefdieren. Zo’n studie duurt twee jaar, om na te gaan of ook de nakomelingen van de proefdieren gezondheidseffecten ondervinden. Aan de hand van computermodellen en met een veiligheidsfactor, berekenen we met die resultaten een veilige gezondheidsgrens voor de mens.” Aan het woord is Maarten Trybou, diensthoofd Gewasbeschermingsmiddelen en Meststoffen bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Het is de taak van Trybou’s dienst om aan de hand van een onderzoek te beslissen of een product verkocht wordt of niet, maar de studies waar Trybou naar verwijst, worden gefinancierd door het bedrijf dat het bestrijdingsmiddel op de markt wil brengen. Of er dan geen sprake is van belangenvermenging? “Het onderzoek moet voldoen aan een reeks kwaliteitscriteria (‘Goede Laboratoriumpraktijken’, internationaal bepaald door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, n.v.d.r.) en mag enkel uitgevoerd worden door onafhankelijk gecertificeerde laboratoria.”

Minder lang in het milieu

Wanneer een product die test doorstaat, draagt het de stempel der goedkeuring niet voor eeuwig. “De toelatingen moeten elke tien jaar vernieuwd worden, om het dossier opnieuw in lijn te brengen met de nieuwe wetgeving en nieuwe inzichten van de wetenschap. De Europese wetgeving wordt steeds strenger”, zegt Trybou.

Die verstrengde wetgeving verbiedt bijvoorbeeld middelen die niet snel genoeg afbreken in de bodem. “De nieuwste wetgeving staat middelen die langzaam afbreken alleen toe als je een zeer goede reden hebt om ze te gebruiken”, weet professor Pieter Spanoghe, bio-ingenieur in de vakgroep Gewasbescherming aan de UGent.

“De bestrijdingsmiddelen die vandaag in het grondwater opduiken, zijn vaak al jaren verboden. De slecht afbrekende producten van vroeger sijpelen met de regen langzaam naar beneden. Dieper dan vijf centimeter onder de grond leven er geen microben meer om ze snel af te breken. De stoffen doen er tien tot twintig jaar over om het grondwater te bereiken.” Moderne bestrijdingsmiddelen moeten na een seizoen in de bodem minstens voor de helft afgebroken zijn.

“Zodra er ook maar enige aanwijzing is dat een product de gezondheid van de boer of de consument bedreigt, halen we het onmiddellijk van de markt"

Robuust wetenschappelijk onderzoek

Na het glyfosaat-debat, over het al dan niet kankerverwekkend zijn van de onkruidbestrijder glyfosaat, is het effect van pesticiden op onze gezondheid weer een hot topic. Volgens professor Spanoghe hebben we evenwel weinig te vrezen. “In Frankrijk heb je elke week wel een tv-programma dat verkondigt hoe misdadig de landbouwers zijn die bestrijdingsmiddelen gebruiken en hoeveel zieke boeren er op pensioen zijn. Maar de meest problematische stoffen zijn nu verleden tijd. Over twintig jaar kunnen we nog eens achteruitkijken en ons afvragen of we inderdaad zo slecht bezig waren als sommigen nu lijken te denken. Maar de overheid neemt vandaag zo’n strenge maatregelen dat je volgens mij op dat vlak wel veilig zit. Ik schil mijn appels in ieder geval niet.”

Trybou bevestigt: “Zodra er ook maar enige aanwijzing is dat een product de gezondheid van de boer of de consument bedreigt, halen we het onmiddellijk van de markt. Onze toxicologen controleren alle studies op hun wetenschappelijke waarde. Er wordt enorm veel onderzoek gepubliceerd, maar zelden is het uitgebreid genoeg om ook maar iets aan te tonen. Vaak worden de effecten van verschillende stoffen bekeken, waardoor je op basis van de studie weinig kan zeggen over afzonderlijke producten. Daartegenover staat dat wij wel voldoende robuuste studies hebben voor elk afzonderlijk pesticide. Op basis daarvan besluiten wij om een middel al dan niet toe te laten.”

Restjes op het eten

Dat er op ons eten restjes, of residuen, aanwezig zijn, blijkt onvermijdelijk. Afwassen is geen optie omdat de plant het pesticide opneemt. Logisch, de fabrikant ontwikkelt ze om ook tijdens Belgisch regenweer te blijven plakken. Artikels van Test-Aankoop (2016) en Greenpeace (2015) spraken schande van het aantal verschillende residuen dat ze terugvonden op fruit. Hun studies wezen echter ook uit, net als de veel grootschaligere studies van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), dat de residuen bijna nooit de maximumlimiet overschrijden.

Die maximumlimiet is gebaseerd op goede landbouwkundige praktijk en komt overeen met de maximale hoeveelheid van een bestrijdingsmiddel die op een gewas achterblijft als de landbouwer op het juiste tijdstip de juiste dosis gebruikt. Als het FAVV geen overschrijding van de maximumlimiet vindt, wil dat dus zeggen dat het product juist is toegepast. De wettelijk toegestane hoeveelheid pesticidenresten die op het voedsel achterblijft, is veel lager dan die waarbij proefdieren nog gezond blijven als ze van het middel eten. En die hoeveelheid is op haar beurt dan weer lager dan de dosis die je als mens mag binnenkrijgen.

Dat de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die over de toonbank ging tussen 1990 en 2010 halveerde, zegt weinig over de nadelige effecten van die middelen. Van een krachtiger middel heb je minder nodig om hetzelfde effect te bereiken"

Paling op een bedje van vergeten pesticiden

Tussen 1990 en 2010 halveerde de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen die over de toonbank ging. Dat zegt weinig over de nadelige effecten van die middelen, want van een krachtiger middel heb je minder nodig om hetzelfde effect te bereiken. Daarom wordt het risico voor het waterleven berekend als de som van de verspreidingsequivalenten. In die maat zitten de hoeveelheid werkzame stof (zie kader 'Bestrijden of beschermen'), de toxiciteit voor het waterleven en de afbraaktijd vervat. Aan de hand daarvan berekenden wetenschappers dat het risico voor het waterleven tussen 2000 en 2010 met meer dan de helft daalde. Een belangrijke factor in deze is de afbraaktijd, die door de strengere wetgeving steeds verkortte.

De meest persistente stoffen zijn toch nog jarenlang in het milieu aanwezig. En ze zijn ook terug te vinden in de Vlaamse palingen. Professor Lieven Bervoets, ecotoxicoloog aan de Universiteit Antwerpen, verklaart: “Pesticiden die zich aan vet binden, vormen een groot probleem. Ze komen binnen met het voedsel en hopen zich op in het vet van de dieren, waar ze tijdelijk opgeslagen worden. Ze komen niet meteen in aanraking met de organen, maar zodra een dier wat minder eet, in de winter bijvoorbeeld, spreekt het zijn vetvoorraad aan. De stoffen die dan vrijkomen kunnen wel schade aanrichten. De paling heeft zijn vetlaag nodig om de migratie naar de Sargassozee te overleven. Daar paart hij, na een tocht van 5000 km. In die periode eet de paling niet, waardoor zijn vetreserves met de schadelijke stoffen vrijkomen. Dat is voor sommige dodelijk. In de palingen treffen we niet alleen pesticiden aan, maar ook PCB’s en vlamvertragers.”

Populariteit maakt gevaarlijk

Bestrijdingsmiddelen die minder toxisch of minder persistent zijn, lossen volgens Bervoets het probleem niet volledig op. “We hebben onderzoek gedaan op glyfosaat. Dat middel is niet zo toxisch voor aquatische organismen, maar het wordt wel massaal gebruikt. Het is zo algemeen aanwezig dat het toch een negatief effect heeft. Dat is vaak het geval denk ik, dat de hoeveelheid en frequentie van gebruik de lagere toxiciteit tenietdoet.” Glyfosaat kan dodelijk zijn voor onder andere kikkervisjes en zoetwaterkreeftjes.

In 2010 testten ecologen of nuttige insecten lijden onder de insecticiden en herbiciden die op de graanakkers gebruikt worden. Ze telden indirect het aantal natuurlijke vijanden dat schadelijke insecten opeet. Het onderzoek vond plaats op 270 akkers, verspreid over acht Europese landen. De conclusie was dat bestrijdingsmiddelen nog steeds rampzalig waren voor nuttige insecten, ondanks de Europese inspanningen van de voorgaande decennia.

Gerichte aanpak

Sinds 2014 is de Europese landbouwer verplicht om geïntegreerde gewasbescherming toe te passen (afgekort IPM, van het Engelse ‘Integrated Pest Management’). Professor Spanoghe legt uit: “IPM houdt in dat de boer om te beginnen gewassen kiest die minder ziekte- of plaaggevoelig zijn. Als er een ziekte of plaag is, bestrijdt hij die eerst mechanisch of biologisch. Dat kan bijvoorbeeld door natuurlijke vijanden zoals roofinsecten uit te zetten, in de hoop dat die alle schadelijke insecten opeten. Helpt dat niet, dan kan hij alsnog besluiten om te spuiten.” Bij voorkeur met natuurlijke pesticiden zoals die van de biologische landbouw, anders met chemische, schrijft de EU voor.

Welk bestrijdingsmiddel de boer gebruikt, hangt af van de plaag die hij wil bestrijden. “Vroeger had je breed werkende middelen die met veel verschillende insecten of onkruidsoorten afrekenden. Nadeel daarvan was dat ook niet-schadelijke dieren en planten getroffen werden. Vandaag gebruiken landbouwers middelen die specifiek één organisme of ziekte bestrijden”, zegt Spanoghe. Dat verkleint de impact op de natuur en zorgt ervoor dat de boer ook enkel de producten moet gebruiken die op dat moment nodig zijn. Een waarschuwingssysteem verwittigt de landbouwer welk middel hij wanneer moet inzetten.

Hulp van Moeder Natuur

De geïntegreerde gewasbescherming dook drie jaar geleden pas op in de Europese wetgeving, maar in de praktijk wordt het al veel langer toegepast. “In de appelteelt heb ik het in de jaren tachtig geïntroduceerd in België. Landbouwers schakelen over naar geïntegreerde bescherming en het gebruik van natuurlijke vijanden, omdat dat commercieel voordelig is of omdat er geen andere oplossing voorhanden is. Een voorbeeld zijn de perentelers, die hun pesticidengebruik aanpasten om de roofwants Anthocoris nemoralis (zie foto) te sparen. Die wants eet de perenbladvlo, een schadelijk insect dat tegen alle andere middelen resistent was geworden.” Aan het woord is Guido Sterk, bioloog bij IPM Impact, een bedrijf dat zich toelegt op het ontwikkelen en toepassen van geïntegreerde bestrijdingsmethoden. “Die Europese richtlijn brengt dus niet veel verandering. Er is ook nauwelijks controle op. Dat landbouwers die geïntegreerde bestrijding gebruiken heeft trouwens niets met de vernieuwde regelgeving te maken: het levert simpelweg betere resultaten op.” 

In de toekomst kan de geïntegreerde bestrijding nog verder doorgevoerd worden. “Tijdens mijn carrière van 35 jaar, arriveerden meer dan dertig nieuwe plagen in België. Dat zijn nu vaak voorkomende parasieten, waar nog geen biologische bestrijdingsmethode voor gevonden is. Beestjes zoals de tomatengalmijt en de Suzukivlieg moeten voorlopig met pesticiden bestreden worden. Tot er een natuurlijke oplossing, bijvoorbeeld een natuurlijke vijand, beschikbaar is”, zegt Sterk. Er zijn ook andere natuurlijk bestrijdingsmiddelen in opmars, zoals preparaten van virussen, schimmels en bacteriën. Dat klinkt gevaarlijk, maar het gaat om nuttige microben die de planten beschermen tegen hun schadelijke tegenhangers. 

Momenteel werken vooral de fruitteelt en de glascultuur met biologische bestrijding. Onderzoek moet nog uitwijzen hoe ook de akkerbouw hierop kan overschakelen. Een optie zijn de zogenaamde bankierplanten. Daarop zitten parasieten die niet op het gewas kunnen overleven, maar wel natuurlijke vijanden aantrekken van de beestjes die aan onze groenten knagen. “De meeste nuttige insecten moet je niet uitzetten, die leven al op en rond de akker. Vroeger spoten we ze systematisch dood. Nu sparen we ze en komen ze ons helpen.” Gelukkig koestert de natuur geen wrok.

Roofwants Anthocoris nemoralis helpt perenbladvlo te bestrijden
“We hebben nood aan geharmoniseerde, strenge regels voor de productie, de verkoop en de aanvaardbare mate van pesticidengebruik. Anders treffen de negatieve effecten vooral de armste en meest kwetsbare gemeenschappenn"

Schending van de mensenrechten

Kunnen we besluiten dat de ergste problemen met bestrijdingsmiddelen tot het verleden behoren? De steeds strengere Europese wetten bieden bescherming, maar in vele landen ontbreekt die regelgeving. Jaarlijks zijn pesticiden verantwoordelijk voor 200.000 vergiftigingen, en 99 procent daarvan vindt plaats in ontwikkelingslanden. Veel van die landen verhoogden hun voedselproductie toen ze de afgelopen decennia overstapten van traditionele voedselproductie voor lokale consumptie naar het kweken van gewassen voor de export. Landbouwers gebruiken meer pesticiden, maar dat gaat niet altijd gepaard met aangepaste wetten en controles.

Volgens de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) van de Verenigde Naties verschepen firma’s schadelijke pesticiden, die verboden zijn in geïndustrialiseerde landen, naar landen waar de wetgeving minder streng is. Daarnaast missen de waarschuwingslabels op de verpakking van bestrijdingsmiddelen vaak hun effect. Dat komt doordat ze niet vertaald zijn in de lokale taal, ze geen rekening houden met ongeletterden of omdat de landbouwers moeite hebben met de interpretatie van de symbolen. Hilal Elver, de VN-rapporteur voor het recht op voedsel, en Baskut Tuncak, de VN-rapporteur voor toxische stoffen, spreken van een schending van de mensenrechten. De oplossing ligt volgens hen bij een wereldwijd verdrag. Zij verklaren: “We hebben nood aan geharmoniseerde, strenge regels voor de productie, de verkoop en de aanvaardbare mate van pesticidengebruik. Zonder dat alles treffen de negatieve effecten vooral de armste en meest kwetsbare gemeenschappen.”

Bestrijden of beschermen?

Sommige landbouwers en onderzoekers hebben het niet zo begrepen op de term pesticide en verkiezen de term gewasbeschermingsmiddel, de wettelijke naam van pesticiden die specifiek voor gewassen gebruikt worden. Onder die noemer vallen bestrijdingsmiddelen tegen onkruid (herbiciden), schimmels (fungiciden) en insecten (insecticiden), maar ook producten die de groei van het gewas regelen. De producten zijn samengesteld uit een werkzame stof en een hulpstof. De werkzame stof bestrijdt schadelijke planten, dieren of schimmels. De hulpstof zorgt voor een efficiëntere werking. Dat kan bijvoorbeeld door een watervast laagje op de plant te vormen of door te verzekeren dat de plant de werkzame stof goed opneemt.

Bronvermelding