Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Gezondheid

Omega 3 of nie?

Dat zalm omega 3-vetzuren bevat ontdekten wetenschappers vorige eeuw. Niet minder dan een wondermiddel dat kanker voorkomt en zelfs depressies zou genezen, zo werd geroepen. Allemaal aan de omega 3, dus. Dat was althans de boodschap. En toen staken plots stemmen de kop op die beweerden dat het allemaal onzin was. Hoe zit dat nu? Is zalm zwemmend Prozac of niet meer dan een placebo-te-water?

Matthieu Van Steenkiste

Journalist - Schrijft over voeding, muziek en film.
"De ene na de andere boude bewering volgde: als je maar genoeg omega 3 slikte, kwam het wel goed met je gezondheid. Hart- en vaatziekten zouden uitgeroeid worden. Kankers vermeden. ADHD en depressies genezen"

We keren meteen een kleine honderd jaar terug in de tijd. Het was immers in 1923 dat de Amerikaanse wetenschappers Burr en Evans ontdekten dat ratten die minder onverzadigde vetzuren te eten kregen sneller ziek werden. Na nog eens tien jaar onderzoek werd duidelijk dat er niet één maar twee soorten vetzuren bestonden: omega 3 en omega 6. 

Pas eind jaren zeventig begonnen andere onderzoekers verbanden te leggen tussen omega 3-vetzuren en hart- en vaatziekten. Een Deense epidemioloog zag hoe weinig klachten de Groenlandse Inuit hadden en vond de verklaring in hun dieet. Aangezien hun voedingspatroon voornamelijk uit vis, zeehond en walvisvet bestond, kregen ze gigantische hoeveelheden omega 3-vetzuren binnen. Gekoppeld aan het feit dat Inuit wél hartproblemen kregen eenmaal ze naar Kopenhagen emigreerden, kon het dan toch niet anders dan dat het antwoord in hun voedingspatroon schuilde? Op Kreta en in Japan stelden onderzoekers hetzelfde vast. Niet toevallig twee landen waarvan de bevolking eveneens bovengemiddeld veel vis eet. 

Een Nobelprijs voor het verband tussen een gebrek aan essentiële vetzuren en de symptomen ervan volgde in 1982. Uitgebreider onderzoek naar klinische toepassingen van omega 3 kwam er in de jaren negentig.

En toen volgde de ene boude bewering na de andere. Als je maar genoeg omega 3 slikte, kwam het wel goed met je gezondheid. Hart- en vaatziekten zouden uitgeroeid worden. Kankers vermeden. ADHD en depressies genezen. Een bloeiende handel in voedingssupplementen op basis van omega 3 was het gevolg. Tegen het begin van het nieuwe millennium was omega 3 een regelrechte hype. En toen gingen de alarmbellen af.

"In de meeste grote studies van de laatste tien jaar blijkt visolie niet het minste effect op hartaandoeningen te hebben"

Scepsis en kritiek

Na al het positieve nieuws van de laatste decennia, begonnen begin deze eeuw kritische geluiden te weerklinken. Scepsis overheerste, en één van de belangrijkste stemmen daarin was de Nederlandse professor Martijn B. Katan van de Vrije Universiteit Amsterdam. In verschillende columns en zijn boek Voedingsmythes (2016), trok hij fel van leer tegen de omega 3-hype en de visoliehype. 

"Het leek me nochtans aannemelijk, en dus zijn mijn collega's en ik een groot onderzoek begonnen bij hartpatiënten in 26 ziekenhuizen in acht landen", klinkt het bij Katan. "Tien jaar later bleek het antwoord neen. We zijn gaan kijken of viszuren effectief waren bij patiënten wiens hart de neiging heeft onregelmatig samen te trekken. Die krijgen een kastje in de borst dat de samentrekking van het hart in de gaten houdt en zo nodig een elektrische schok geeft. We verwachtten dat patiënten minder schokken nodig zouden hebben als ze visolie kregen, maar dat bleek helaas niet zo te zijn. En in de meeste grote studies van de laatste tien jaar blijkt visolie niet het minste effect op hartaandoeningen te hebben."

Voedingsdeskundige Patrick Mullie (VUB, Erasmus Hogeschool), lid van de Hoge Gezondheidsraad, wijst er op hoe moeilijk het is om de gezondheidseffecten van omega 3-vetzuren te onderzoeken. 

"Zoals elk voedingsonderzoek, eigenlijk. Want als je iemand meer omega 3-vetzuren gaat toedienen, en je de patiënt toch op zijn gewicht wil houden, zal je elders iets moeten verminderen of weglaten uit het voedingspatroon. Op het moment dat je gezondheidseffecten vaststelt, moet je je afvragen of die het gevolg zijn van de toename aan omega 3-vetzuren, of van de verlaagde inname van bijvoorbeeld verzadigde vetten. Bij onderzoek aan de hand van tabletten of supplementen gaat dat iets gemakkelijker. Dan dien je immers niet echt vetten toe, maar enkel het werkzame deel."

Geen wonder dus dat hogere instanties met twee woorden spreken als het over omega 3 gaat. In het Journal of Physiology And Biochemistry staat te lezen dat "Supplementatie met n-3 LC PUFAs (de chemische naam voor langketen omega 3-vetzuren; red.) kan een verbetering betekenen bij sommige met obesitas geassocieerde metabolische symptomen zoals insulineresistentie, hypertensie en dyslipidemia doordat het trygliceriden in het plasma vermindert. 

Verder kunnen de bloeddrukverlagende en ontstekingsremmende eigenschappen van deze vetzuren en hun positieve effecten op de bloedvaten een verbeterde hartbescherming meebrengen. Hoe dan ook blijft de effectiviteit van n-3 LC-PUFA op het verminderen van hartinfarcten, hartritmestoornissen, plotse dood of hartaanvallen controversieel."

En ook onze eigen Koninklijke Academie voor Geneeskunde raakte er niet uit. Een advies uit 2006 van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde luidt als volgt: "De Academie constateert dat er in verband met de rol van omega 3-vetzuren en het evenwicht tussen omega 3 en omega 6 op de gezondheid nog veel onduidelijkheden bestaan."

De wetenschap aan het woord

Tien jaar is in de wetenschap een eeuwigheid. Weten we ondertussen meer? Is er eindelijk duidelijkheid? Bij de Academie heeft men zich nog niet opnieuw over de kwestie gebogen, en dus trekken we zelf op pad met de vraag: wat is er nu van de omega-3-kwestie? De waarheid blijkt genuanceerd. Maar wel gematigd positief.

"In de meest recente wetenschappelijke literatuur is men toch behoorlijk zeker over de link tussen omega 3 en de preventie van hart- en vaatziekten", zegt Dr. Isabelle Sioen van de Vakgroep Voedselveiligheid en Voedselkwaliteit aan de Universiteit Gent. 

"De consensus is dat één à twee keer vette vis per week eten toch aangewezen is. Dat een aantal studies de laatste jaren geen effecten vonden, heeft vooral te maken met de manier waarop zoiets onderzocht wordt. Dat kan puur observationeel: een bevolking ondervragen over zijn voeding, opvolgen doorheen de tijd en kijken wat er gebeurt. Maar het kan ook op interventionele wijze, waarbij je ingrijpt in het voedingspatroon van mensen en controleert en ofwel een voedingsmiddel ofwel een supplement als geëxtraheerde visolie toevoegt. Afhankelijk van hoe je die studie opzet, hoeveel testpersonen je gebruikt, hoe lang je hen aan de interventie onderwerpt, en afhankelijk van de eindpunten die je observeert – cholesterol, bloeddruk, triglycerideniveau,… kun je dan wel ietwat andere uitkomsten verwachten. En maar goed ook, want het is net door zoveel mogelijk studies te doen dat je een soort gemiddeld beeld kunt distilleren, op basis waarvan je conclusies kunt trekken."

Haar collega Christophe Matthys, van de Vakgroep Klinische en Experimentele Endocrinologie aan de KU Leuven legt uit hoe de positieve effecten tot stand komen. 

"Omega 3-vetzuren stimuleren een grotere productie van eicosanoïden. Dat zijn hormoonachtige stoffen die een belangrijke rol spelen in ons immuunstelsel, waardoor je ontstekingen zoveel mogelijk kunt beperken. Zo vermijd je bijvoorbeeld arteriosclerose. Door omega 3-vetzuren te consumeren voorkom je niet alleen de beschadiging van de bloedvaten, maar verlaag je ook de fractie LDL cholesterol – beter bekend als de zogenaamde slechte cholesterol. En het is net die cholesterol die de aderen doet dichtslibben. Omega 3 werkt dus op twee vlakken."

"We weten dat opgroeiende kinderen omega 3-vetzuren nodig hebben voor de normale ontwikkeling van hun hersenen. Daarop volgden speculaties dat een hogere inname van omega 3-vetzuren effect zou kunnen hebben op het IQ, ADHD of andere mentale aandoeningen"

Al te boude stellingnames

Case closed? Niet helemaal, waarschuwt Matthys. Katan heeft ook gelijk. "Als het gaat over supplementen met omega 3-vetzuren – visolie, dus – krijg je een heel ander beeld. Dan merken we geen positieve effecten, in tegenstelling tot bij de consumptie van vette vis. We begrijpen nog niet hoe dat komt, en hoe we dat moeten interpreteren. Het is het gevolg van het feit dat we nog altijd niet hebben kunnen identificeren wat nu precies de bio-actieve componenten in vis zijn, terwijl die waarschijnlijk ook voor toegevoegde waarde zorgen." 

En Matthys werpt nog meer mitsen en maren op. "Het is een kwestie van de juiste terminologie. Waar het gaat om primaire preventie – voorkomen dat iemand hart- en vaatproblemen krijgt – zijn de effecten van omega 3 bewezen, maar waar wel nog discussie over bestaat, is of het ook helpt bij secundaire preventie, wanneer iemand al pakweg een hartaanval heeft gehad en men een nieuwe wil vermijden. Zie het zo: iedereen weet dat veel groenten en fruit eten ziektes voorkomt, dat is primaire preventie. Maar dat wil niet zeggen dat je er van geneest als je ziek bent; dat is iets helemaal anders."

En hoe zit dat met die, andere, nog wat meer uitdagende claims? Helpt vis eten, of desnoods een supersupplement omega 3-vetzuren, écht tegen een depressie? En kan het ons van onze ADHD afhelpen? Mullie begrijpt waar de (al te boude) stellingen vandaan komen. "We weten dat opgroeiende kinderen omega 3-vetzuren nodig hebben voor de normale ontwikkeling van hun hersenen. Daarop voortbouwend zijn wetenschappers gaan speculeren dat een hogere inname van omega 3-vetzuren effect zou kunnen hebben op het IQ, op het verbeteren van ADHD of andere mentale aandoeningen. Op zich niet onlogisch, want als je zoiets ziet moet je dat onderzoeken", legt Mullie uit. 

"Het probleem zit hem bij de commerciële exploitatie en bij het feit dat firma's die omega 3-supplementen verkopen er alles aan doen om omega 3 als een kuur tegen ADHD te laten erkennen. Dan zie je dat men enkel die onderzoeken of resultaten meeneemt die hen goed uitkomen. Nu, op zich is de tendens wel duidelijk: als een onderzoek al een positief effect op psychisch vlak noteert, is dat meestal zo klein dat het effect toch maar minimaal zou zijn. Ik zal echter nooit zeggen dat de ADHD-claim niet waar is. Enkel dat ze tot nog toe niet bewezen is. Dat is het nadeel van de wetenschap; er kunnen altijd nieuwe studies met nieuwe hypotheses opduiken. Je moet dus wel een open geest houden."

Bronvermelding