Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Sociaal

De wondermais van de Sierra Mixe

In het Mexicaanse bergdorp Totontepec groeit een unieke maissoort die zichzelf bemest met stikstof uit de lucht. Wetenschappers zien in de metershoge planten een oplossing voor de stikstofcrisis. Maar volgens een boerenorganisatie bedrijven ze biopiraterij.

Teake Zuidema

Journalist en fotograaf

‘Kijk hier’, zegt Roberto Cortez Viliegas. Hij wijst met een zekere trots naar de enorme maisplanten achter zijn woning. Een klein aantal planten tegen de omheining ziet er geel en verkommerd uit. ‘Die hebben niet genoeg water gehad’, mompelt de 64-jarige campesino uit Totontepec, een bergdorp in de Mexicaanse staat Oaxaca. Maar de meeste planten torenen zeker drie meter hoog boven hem uit.

‘Als hij genoeg water krijgt, dan groeit deze mais altijd goed.’ En water is er hier in overvloed. Totontepec ligt op een hoogte van 1.850 meter in de bergen van de Sierra Mixe. In de groeiperiode van het mais – Cortez Viliegas zaait in maart en oogst in november of december – is het dorp vrijwel permanent gehuld in wolken. Ze bedelen het gebied rijkelijk met regen.

‘Kunstmest is niet nodig’, verzekert Cortez Viliegas. ‘Dat is net als een drug. Als je het een keer gebruikt, dan moet je het blijven gebruiken, want het verarmt de grond.’ Met twee ferme rukken haalt hij een maisplant omver, waarna hij de enige kolf in de plant losscheurt. Met een paar geoefende handelingen ontdoet hij ze van haar paarsige omwikkeling. Dan houdt hij triomfantelijk een forse kolf met rijen witte korrels omhoog: ‘Mais criollo,’ zegt hij, ‘je kan hier heerlijke tortilla’s van maken die een beetje zoet van smaak zijn.’

‘Mais criollo’ is de term die de Mexicaanse campesinos, kleine boeren, gebruiken voor hun lokale variëteit. Ze hebben het dan niet over commerciële rassen, maar over het zaad dat hun families al tientallen generaties lang aan elkaar doorgeven. Ze zaaien dat mais meestal in combinatie met bonen en kalebassen op de lokale milpas (akkers).

Oaxaca is de bakermat van de mais. Dit is het gebied waar de inheemse bevolking zo’n tienduizend jaar geleden begon met het domesticeren van de wilde teosinte-plant. En zo ontstonden hier, na een evolutie van duizenden jaren, honderden maisvariëteiten. Alle zijn ze perfect aangepast aan de lokale karakteristieken van grond, hoogte en klimaat.

Maar van al die variëteiten die in Mexico zijn ontstaan, is er maar één zoals het mais van Totontepec. Het mais Sierra Mixe is de enige soort waarvan bekend is dat ze zichzelf bemest door stikstof direct uit de lucht op te nemen. Vandaar dat wetenschappers en biobedrijven zich met grote interesse op de variëteit hebben gestort. Als ze deze stikstofbindende eigenschap konden overhevelen naar commerciële soorten, dan zouden ook die soorten veel minder kunstmest nodig hebben om aan hun stikstofbehoefte te voldoen.

Roberto Cortez Viliegas tussen de zes meter hoge maïsplanten in zijn tuin. Doorgaans geeft een plant slechts één maiskolf. Foto: Teake Zuidema

Heilige graal

In 1979 werd Totontepec bezocht door ene Thomas Boone Hallberg. Deze Amerikaanse bioloog verwonderde zich danig over de soms meer dan vijf meter hoge maisplanten die in het dorp in zeer arme grond groeiden. Zonder kunstmest! De planten werden gekenmerkt door luchtwortels die op de stam groeiden en die in de maanden vlak voor de oogst een dikke, transparante slijm produceerden. Hoe was het mogelijk, vroeg Hallberg zich af, dat deze mais floreerde in zulke slechte grond?

Dertien jaar later keerde Hallberg samen met een aantal Mexicaanse wetenschappers terug naar Totontepec. Ze arriveerden vlak voor de oogst en de luchtwortels van de Sierra Mixe-mais glinsterden met een dikke lagen slijm. Microbioloog Ronald Ferrera-Cerrato nam monsters van het slijm mee naar zijn laboratorium in Mexico City. Hij rapporteerde een jaar later dat het leek alsof de plant op een of andere manier via het slijm en de luchtwortels stikstof direct uit de lucht haalde. Maar hoe? Dat was een raadsel.

Planten hebben stikstof nodig om te groeien. Vrijwel alle planten halen die uit de grond. Alleen van bonen, zoals bijvoorbeeld soja, en andere vlinderbloemigen is bekend dat ze stikstof ook uit de lucht halen. Ze kunnen dat dankzij de bacteriën die op hun wortels leven en die stikstof uit de lucht omzetten in een vorm die de planten kunnen absorberen. Bonen kunnen die stikstof ook weer afstaan aan de grond waarin ze groeien. Daarom is het een ideale combinatie om bonen te laten groeien naast stikstof verslindende plantensoorten als mais.

Alle commerciële maissoorten vereisen stikstofrijke kunstmest om hoge opbrengsten per hectare te leveren. Alleen al de Amerikaanse boeren strooien jaarlijks voor meer dan 3 miljard dollar aan kunstmest over hun maisvelden. Dat is goed voor de oogst, maar tegelijk een plaag voor het milieu.

Het water dat vanaf de maisvelden loopt, de zogenaamde run-off, bevat veel te hoge concentraties stikstof. Dat vervuilt de bodem en creëert ongezonde explosies van algen in het water. De algen halen alle zuurstof uit het water, waardoor ander leven afsterft. Dat is bijvoorbeeld het geval met de beruchte dode zone in de Golf van Mexico. Die wordt veroorzaakt door alle gedumpte stikstof die via de Mississippirivier in het water belandt.

Verder is de productie van stikstof uit de lucht via het zogeheten Haber-Boschproces verantwoordelijk voor 1 à 2 procent van alle energieverbruik in de wereld. De CO2-emissies die daarmee gepaard gaan, dragen fors bij aan de aardopwarming. Geen wonder dus dat er sprake is van een stikstofcrisis. Een commerciële maisvariëteit die geen of veel minder kunstmest nodig heeft, wordt dan ook zowat beschouwd als de heilige graal van de landbouw. Als iemand die zou kunnen ontwikkelen, dan zouden maisboeren minder kunstmest gebruiken en dus goedkoper produceren. Zowel de boeren zelf als het milieu zouden erbij gebaat zijn.

Het slijm op de luchtwortels van de Sierra Mixe-mais voedt bacteriën, die op hun beurt stikstof afstaan. Foto: Teake Zuidema

Eén kolf per plant

Ondanks zijn geïsoleerde ligging – vier uur rijden over een slingerende bergweg vanaf de hoofdstad Oaxaca – maakt Totontepec een redelijk welvarende indruk. Langs de hoofdstraat staan nieuwe huizen, en het prachtige kerkje zit piekfijn in de gele verf.

Die welvaart komt hoegenaamd niet van de maisverbouw. De metershoge planten van de Sierra Mixe-mais groeien alleen op kleine percelen in het dorp zelf. Haal de planten uit hun omgeving en ze verkommeren. Bovendien leveren de meeste stengels niet meer dan één kolf. Op de lagergelegen milpa’s verbouwen de boeren van Totontepec andere soorten, die geen acht maar slechts drie maanden nodig hebben tussen zaaien en oogsten.

‘Van de landbouw alleen kan je hier niet meer leven’, zegt Cortez Viliegas. ‘De campesinos verkopen geen mais of bonen. De opbrengst van de milpa is voor de eigen consumptie in de familie.’ Om mee te kunnen draaien in de geldeconomie zijn de boeren genoodzaakt regelmatig loonarbeid te zoeken bij de bouw van huizen, het onderhoud van wegen of het kappen van bossen. Cortez Viliegas werkt zelf regelmatig als slager. Het geld waarmee de nieuwe huizen in Totontepec worden gebouwd komt van veel verder weg, uit de Verenigde Staten. Cortez Viliegas heeft twee zonen die in de Verenigde Staten werken. ‘Mijn oudste zit er al tien jaar, mijn jongste pas twee jaar.’ Ze sturen hun vader het geld waarmee hij in Totontepec een fraai huis heeft gebouwd. Dat verhaal herhaalt zich tienduizenden keren, over alle dorpen en stadjes in het zuiden van Mexico. Waar men ooit leefde van de opbrengst van de milpa, daar komt het grootste deel van het inkomen nu uit de steden en de VS.

Verdwenen door domesticatie

De gemeenschap van Totontepec heeft nog een andere Amerikaanse bron van inkomsten. Ze hoopt dat die ooit vele miljoenen dollars per jaar zal opleveren. De leiders van het dorp hebben namelijk een deal gesloten met het Amerikaanse bedrijf Mars, de University of California in Davis en de University of Wisconsin. De deal heeft deze belanghebbenden het recht om het genetische materiaal van de Sierra Mixe-mais te gebruiken voor onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe, commerciële maissoorten. Het dorp zou inmiddels al 100.000 dollar hebben ontvangen.

En dat onderzoek is in volle gang. In 2018 publiceerden het Amerikaanse bedrijf en de beide universiteiten een rapport waarin ze na tien jaar onderzoek besluiten dat de Sierra Mixe-mais inderdaad 29 tot 82 procent van zijn stikstof direct uit de lucht ontvangt. De onderzoekers analyseerden het metagenoom – alle aanwezige DNA – in het slijm op de luchtwortels. Daarin ontdekten ze een complexe gemeenschap van micro-organismen die stikstof uit de lucht omzet in een vorm die de plant direct kan opnemen.

Opmerkelijk is dat dezelfde onderzoekers ook ontdekten dat teosinte – de genetische oervader van alle maissoorten – eveneens een slijmlaag produceert met een microbiële gemeenschap. Ook die geeft stikstof uit de lucht door aan de plant. Kennelijk is die eigenschap tijdens het eeuwenlange domesticatieproces uit alle maisvariëteiten verdwenen (of uitveredeld), maar bleef ze behouden in het Sierra Mixe-mais. Misschien slagen wetenschappers er via veredeling of genetische manipulatie nu in deze eigenschap opnieuw te introduceren in een commerciële maissoort. Het patent op deze mais kan dan in principe honderden miljoenen dollars opleveren.

Foto: Teake Zuidema

Protest tegen patent

Zowel binnen als buiten Mexico treden groepen in het verzet. Ze vinden dat een multinational of universiteit niet zomaar een patent kan aanvragen op de genetische informatie van een plant als die door een inheemse bevolkingsgroep is gedomesticeerd. ‘Het is regelrechte biopiraterij’, zegt Aldo Gonzalez Rojas, woordvoerder van Unosjo. De organisatie van inheemse boeren in Oaxaca verdedigt zich met hand en tand tegen het patenteren van zaden.

Volgens Gonzalez Rojas moeten zaden vrij verhandeld en geruild kunnen worden, precies zoals dat al eeuwenlang het geval is in Mexico. Hij stelt bovendien dat Totontepec helemaal niet het exclusieve recht heeft om te onderhandelen over het gebruik van Sierra Mixe voor wetenschappelijk onderzoek of commerciële toepassingen. ‘Alleen al de benaming Sierra Mixe is onjuist. De correcte naam is olotón, en deze soort groeit niet alleen in Totontepec, ze komt voor op tientallen andere plaatsen in de bergen van Mexico en Guatemala. De zaden van deze variëteit zijn dan ook het collectieve, intellectuele eigendom van die gemeenschappen samen.’

Vindt Gonzalez Rojas dat al die gemeenschappen geld moeten krijgen van het Amerikaanse bedrijf Mars? ‘Nee, wij zijn onder alle omstandigheden tegen het patenteren van maissoorten. Zaad moet vrij zijn en daarom willen wij het uit de handen van de multinationale zaadbedrijven houden.’

In september organiseerde Unosjo samen met andere organisaties in Oaxaca een bijeenkomst. Daar werd zaad van Sierra Mixe aangeboden aan Via Campesina, een wereldwijde organisatie van kleine boeren. ‘De boeren die aangesloten zijn bij Via Campesina, kunnen nu zelf experimenteren met de zaden zonder dat ze geld hoeven te betalen aan internationale zaadbedrijven’, aldus Gonzalez Rojas.

Woordvoerders van Mars en de beide Amerikaanse universiteiten proberen de kritiek op de overeenkomst met Totontepec te weerleggen. Ze wijzen erop dat de overeenkomst volledig gecertificeerd is onder het Nagoya Protocol. Dat is een internationale overeenkomst uit 2014 die biopiraterij moet voorkomen. Ze garandeert dat inheemse groepen compensatie ontvangen als hun biologische bronnen en kennis worden gebruikt in commerciële producten. En andersom biedt het Nagoya Protocol wetenschappers en bedrijven een weg om op legitieme manier de financiële vruchten te plukken van hun onderzoek. Het protocol heeft een problematische kant. Het heeft als doel transparantie te scheppen, maar tegelijk staat het toe dat overeenkomsten tussen bedrijven en inheemse gemeenschappen vertrouwelijk en dus geheim blijven. Dat is ook het geval met de overeenkomst over het Sierra Mixe-mais. In Totontepec weten alleen de ondertekenaars wat het contract precies omhelst. Zo heeft Cortez Viliegas geen idee wat er in de overeenkomst staat. Hij rekent er alleszins niet op dat hij er rijk van zal worden.

Totontepec dankt zijn welvaart aan migranten die vanuit Amerika geld naar hun familie in het dorp opsturen. Foto: Teake Zuidema

Om te koesteren

Het kan nog jaren duren voordat de onderzoekers van Mars en de universiteiten erin slagen om met het mais uit Totontepec een commerciële soort te kweken die ook een symbiotische relatie onderhoudt met op stikstof beluste micro-organismen. Maar als ze ontdekken welk gen verantwoordelijk is voor die bindingseigenschap, dan is het niet ondenkbaar dat ze het gen kunnen inbrengen in andere graansoorten, zoals tarwe en gerst.

Dat zou de productie van voedsel goedkoper maken en water- en bodemverontreiniging tegengaan. En uiteraard zou het controverses over genetische manipulatie nieuw leven inblazen. Intussen blijven de boeren van Totontepec de gigantische maisplanten koesteren. Zo zijn ze de bewakers van de grote rijkdom aan genetische variatie die de afstammelingen van de teosinte belichamen.

Bronvermelding