Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Milieu

Deze regels gelden er op zee

Hoe groot is de Vlaamse en Nederlandse vissersvloot? Hoeveel vis mogen de vissers vangen en welke andere regels gelden er? Een overzicht.

Toon Lambrechts

Journalist - Heeft een sterke interesse in het raakpunt tussen wetenschap en ecologie.

De Belgische commerciële vissersvloot bestaat uit 64 vaartuigen. Dat aantal daalt, in de jaren negentig voeren er nog 201 vissersboten onder de Belgische vlag. Die afname past binnen het Europees beleid dat streeft naar een afbouw van de Europese vloot om visbestanden te beschermen tegen overbevissing. Ongeveer de helft van de Belgische vissersschepen zijn kotterschepen, uitgerust met een boomkor. Dit type boot dient voor de vangst van platvissen zoals tong en schol. Die soorten worden vaak samen bevist, met tong als doelsoort en schol als bijvangst.

De Nederlandse vissersvloot is heel wat omvangrijker en telt 592 schepen, waarvan 261 kotterschepen zijn. Die halen voornamelijk tong en schol binnen, maar ook mosselen of garnalen. Ook in Nederland is het aantal vissers sterk gedaald.

Van de Belgische vaartuigen is een derde in buitenlandse handen. Het zijn in de eerste plaats Nederlandse reders die Belgische vissersboten opkopen, omdat ze door de Europese capaciteitsbeperking niet meer konden groeien in eigen land. Wel moeten vissersvaartuigen die onder de Belgische vlag varen aantonen dat ze een economische band met België hebben. Dat houdt in dat ze ofwel de helft van hun vangst in een Belgische haven aan wal brengen, of dat de helft van de bemanning de Belgische nationaliteit heeft.

Quota en stocks

De zee geeft, de zee neemt, zo luidt een oud gezegde onder vissers. Lange tijd was de gedachte dat de zee eindeloos gaf, en dat vis nooit op kon raken. Toch klonken er in de negentiende eeuw al klonken bezorgde stemmen over de toestand van vispopulaties. De mariene biologie was echter nog niet voldoende ontwikkeld om te onderzoeken wat er zich precies onder de zeespiegel afspeelde.

Een belangrijke stap in de richting van een gezamenlijk beheer van de zee was de oprichting van het International Council for the Exploration of the Sea (ICES) in 1902. Nederland behoorde tot de stichtende leden, België sloot zich een jaar later aan. De organisatie zet zich in voor een duurzaam en wetenschappelijk onderbouwd beheer van de zee. De ICES-indeling van de Europese wateren ligt aan de basis van de opdeling van vangstquota. De Belgische en Nederlandse wateren vallen in zone IVc.

Het ICES speelt een belangrijke rol in het Europese visserijbeleid. De organisatie maakt op basis van gegevens van een hele reeks onderzoeksinstellingen elk jaar een inschatting van de visbestanden, de stocks,. Op basis van die schatting adviseert het ICES de Europese Commissie hoeveel vis er gevangen kan worden per soort en locatie om een zogenoemde maximale duurzame oogst (MSY, Maximum Sustainable Yield) te realiseren, de hoogst mogelijke opbrengst van visbestanden op lange termijn. Op basis van het advies van het ICES neemt de commissie de politieke beslissing om de totale toegestane vangsten (TAC) vast te leggen. Lidstaten krijgen een percentage van de TAC toegewezen: een quota dat ze in dat jaar mogen opvissen. De verdeling van quota gebeurt op basis van historische vangstvolumes. Nederland heeft recht op het grootste deel van de TAC, het Belgische aandeel ligt op vijf procent.

Europa zet de bakens uit

Aanvankelijk viel de visserij onder het Europees landbouwbeleid, maar geleidelijk kreeg het visserijbeleid van Europa een eigen identiteit. In 1982 stelden de lidstaten van de EU – toen nog de Europese Economische Unie – een gezamenlijk visserijbeleid op. Sindsdien wordt dit beleid elke tien jaar herzien. De laatste keer gebeurde dat in 2013 , toen het gemeenschappelijk visserijbeleid grondig op de schop ging. De hervormingen brachten een nieuwe regelgeving die ernaar streeft de visbestanden in de Europese wateren op niveau te houden om zo een maximale duurzame opbrengst mogelijk te maken. Verspillende of schadelijke vistechnieken moeten wijken, en er is aandacht voor het realiseren van groei en werkgelegenheid in de kustregio's.

Het gemeenschappelijk visserijbeleid dat vandaag geldt, steunt op vijf grote pijlers. Het stelt een totale toegestane vangst in, die de hoeveelheid vis die maximaal gevist mag worden in een bepaalde periode en regio. Die totale vangstlimiet wordt vervolgens verdeeld onder de lidstaten die quota krijgen toegewezen op basis van hun traditioneel deel in de visvangst. Verder wil de EU de visserij-inspanning, de intensiteit waarmee men vist, inperken door het aantal dagen dat boten mogen uitvaren te limiteren Ook de toegestane aantallen en types vissersboten zijn vastgelegd. Het verdrag omvat ook een reeks technische maatregelen die bijvangst moeten tegengaan. Die bijvangst mag sinds 2015 ook niet meer terug in zee worden geworpen.

Het Europese gemeenschappelijk visserijbeleid heeft door de jaren heen veel kritiek te verduren gekregen. Milieuorganisaties vinden dat de EU niet ver genoeg gaat in het beschermen van vispopulaties die al heel lang onder zware druk staan. Veel vissers vinden dan weer dat de vele regels hun het werk onmogelijk maken. Voor Noorwegen en IJsland, allebei landen met een grote visserijsector, is het gemeenschappelijk visserijbeleid een belangrijke reden om niet tot de Europese Unie toe te treden en zelf de handen vrij te houden.

Bronvermelding