Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Dierenwelzijn

De zin en onzin van reizen met bijen

Wereldwijd laden steeds meer imkers hun bijen in bestelwagens of trucks om elders gewassen te gaan bestuiven. In de Verenigde Staten is migratory beekeeping zelfs een quasi-industriële activiteit. Dat biedt tal van voordelen, maar brengt ook enkele risico’s met zich mee. Bijenexpert dr. Tjeerd Blacquiere praat ons bij.

Koen Vandepopuliere

Biochemicus van opleiding en schrijft als journalist over voeding en duurzaamheid.

In Californiës Central Valley zijn amandelbomen te zien zo ver als het oog reikt. Waar ook ter wereld je amandelen eet, de kans is groot dat ze uit dat gebied komen. Tegelijk is het de plek waar de grootste reis met bijen wereldwijd plaatsvindt. In februari, als de meeste bomen in bloei staan, rijden daar vrachtwagens heen uit alle hoeken van Noord-Amerika. Op elk ervan staan vier- à vijfhonderd bijenkasten. Elke kast bevat een bijenvolk met een koningin en zo’n 20.000 bijen. Er komen in die vallei in totaal anderhalf tot twee miljoen bijenvolken aan, oftewel een leger van veertig miljard bijen die bij de bloei van de amandelbomen de bloesems bestuiven. Dankzij hen kunnen wij naar hartenlust amandelmelk, granola en gemengde noten consumeren.

Een reizende imker plaatst bijenkorven op de vrachtwagen. Bron: Reuters

Belangrijke inkomstenbron

Dr. Tjeerd Blacquiere is bijenexpert en senior onderzoeker aan Wageningen University & Research en kan een en ander duiden. “Tussen de zestig en tachtig procent van de wereldproductie van amandelen komt van die ene vallei in Californië”, vertelt hij. “In dat gebied kunnen geen bijen leven, want zodra die amandelen uitgebloeid zijn, is het er voor hen als een woestijn waarin ze niets meer vinden. Als je wil dat die bloemen bestoven raken, móet je dus wel volken daarheen brengen. Ook in amandelproducerende landen als Libanon, Israël, Iran en Australië huren telers bijenvolken die imkers naar hen toe brengen.”

Nadat de amandelbloei voorbij is, reizen de imkers met hun bijen bijvoorbeeld naar het noordwesten van de VS om appelboomgaarden te bestuiven, om daarna naar zuidelijker staten met zonnebloemen te rijden.

“Reizen met bijen (beter bekend als migratory beekeeping) is zo simpel als je bijenkasten oppakken en ze naar een andere plek brengen. Ofwel omdat je dan meer honing krijgt doordat het een plek is met meer planten die nectar, stuifmeel of honingdauw geven. Ofwel omdat de bijen nodig zijn voor de bestuiving. In de VS gebruiken ze daarvoor enorme opleggers waarmee ze gigantische afstanden afleggen. In Europa gebeurt reizen met bijen kleinschaliger, door een imker met een vracht- of bestelwagen waarin maximaal honderd volken zitten.”

Het US Department of Agriculture voerde een onderzoek uit naar de imkerij in de Verenigde Staten. Het stelde vast dat die gedomineerd wordt door ondernemingen die gemiddeld 4.000 bijenvolken onder hun hoede hebben en bestuiven van gewassen is hun belangrijkste inkomstenbron.

“Er zijn natuurgezinde mensen die zeggen: bestuiving moet van nature gaan, zonder dat gesleep met bijen. Maar dat gaat enkel als je met ettelijke miljarden mensen minder op deze planeet leeft en alleen maar kleinschalige land- en tuinbouw hebt.”

Massale bijensterfte

“Reizen met bijen gebeurt bijna overal ter wereld”, stelt Blacquiere. In Kenia heb ik gezien hoe bijenvolken verhuurd worden voor het bestuiven van hele grote boomgaarden waar macadamianoten zullen groeien. Ze worden er ook ingezet voor de teelt van pecannoten en avocado’s. Elders in Afrika en in Azië gebeurt het eveneens, bij onder meer koffie, kiwi en avocado. In Noord-Amerika en Europa gaat het vooral over appel, blauwe bessen, peren, kersen, frambozen en bramen. En dan zijn er nog landen, zoals Nederland en Israël, waar reizen met bijen een belangrijke rol speelt bij de teelt van zaden.”

Dat zit zo. De teelt van veel voedselgewassen en siergewassen begint met zaadjes die boeren, hobbytuinders en anderen in de grond stoppen. Die komen van zaadfabrikanten. Zij maken daarvoor gebruik van planten in serres, en die hebben meestal bloemen die bestoven moeten worden eer ze zaden aanmaken. Voor de bestuiving gebruiken zaadfabrikanten vaak honingbijen. Daarvoor kunnen ze beroep doen op de diensten van reizende imkers. “Daar gaat het om redelijk goede bedragen aan verhuur, enerzijds omdat het een werk is dat specifieke deskundigheid vergt, anderzijds omdat tot drie kwart van de bestuivende bijen sterven. Reden daarvoor is dat de te bestuiven planten in kleine ruimtes staan, waardoor veel bijen tegen het glas aan vliegen. Bovendien kunnen ze er weinig voedingsstoffen vinden.”

Reizen met bijen kent veel en onvermoede toepassingen. Maar wat schaalgrootte betreft, spannen de VS de kroon. “Europa telt nochtans beduidend meer bijenvolken dan de VS – Spanje heeft er in zijn eentje al meer – en kent een lange traditie van imkerij, al van in de middeleeuwen. Honingbijen komen niet van nature voor in Amerika: ze zijn erheen gebracht door migranten. Daar komt bovenop dat de landbouw er heel snel enorm grootschalig is geworden. Die factoren zorgen ervoor dat reizen met bijen daar zulke gigantische vormen heeft aangenomen. In Europa zijn er in de meeste landen in een regio van honderd kilometer rondom je gewassen bijenvolken genoeg, zodat ze hier minder vaak en veel minder ver reizen. Maar ook hier geldt: als je een groot perceel vol appels of blauwe bessen hebt, red je het nooit met de bijenvolken van een imker die toevallig in de buurt woont. Daar zijn ze simpelweg niet met genoeg voor. Reizen met bijen gebeurt dan ook zowel in België als in Nederland. Imkers krijgen er een vergoeding voor, en bij bijvoorbeeld appelteelten levert dat soms ook nog een mooie hoeveelheid honing op.”

Sommige onderzoekers denken dat honingbijen concurreren met wilde bijen zoals hommels.

Natuurlijke bestuiving graag

Reizen met bijen biedt enorme troeven, verzekert de Wageningse bijenexpert. “Er zijn natuurgezinde mensen die zeggen: bestuiving moet van nature gaan, zonder dat gesleep met bijen. Maar dat gaat enkel als je met ettelijke miljarden mensen minder op deze planeet leeft en alleen maar kleinschalige land- en tuinbouw hebt. Het nut ervan is in de huidige context dan ook enorm. Een ander voordeel is de betere honingopbrengst. Als je je volken thuis hebt staan, krijg je veel honing als er doorgaans veel bloeit in je buurt. Maar zelfs dan zullen er ook veel schrale perioden zijn. Als je reist met je bijen, kan je die iedere keer weer voeren naar een plek waar rijke dracht is.”

Volgens sommigen ontstaat zo een symbiose tussen telers van gewassen en bijen. Omdat de telers beseffen dat ze afhankelijk zijn van veel en gezonde bijen, zoeken zij en wetenschappers naar teeltechnieken die gunstig zijn voor bijen, bijvoorbeeld door minder of veiliger bestrijdingsmiddelen te gebruiken.

Reizen met bijen biedt dus belangrijke troeven. “Maar het brengt ook wel enkele uitdagingen met zich mee”, stelt Blacquiere vast. “Neem bijvoorbeeld een grote oppervlakte te bestuiven koolzaad. Dan staan niet alleen jouw volken er, maar ook die van een andere imker, die misschien van honderd kilometer ver komt. En daar kan een ziekte of plaag heersen. Als je de bijenvolken daarna weer verspreidt, bestaat het risico dat die ziekte of plaag ook elders gaat opduiken. Wat eveneens een probleem kan zijn, is onevenwichtige voeding. In Europa geldt dat vooral in landen als Frankrijk en Roemenië, waar bijen soms wekenlang alleen maar zonnebloemstuifmeel als voedsel hebben voor hun larven. Maar in dat stuifmeel ontbreken enkele essentiële aminozuren, waardoor ze ondervoed kunnen raken. En soms is er een risico met pesticiden.”

Een ander mogelijk nadeel is wanneer reizen met bijen gebeurt naar de natuur, zoals de heide. Doel is dan niet gewassen bestuiven, maar honing winnen. Volgens Blacquiere gebeurt dat in landen als België, Nederland, Groot-Brittannië en Noorwegen. Er zijn onderzoekers die geloven dat honingbijen daar in veel te grote getale heen gestuurd worden, zodat ze daar concurreren met wilde bijen, terwijl anderen vinden dat hun aantallen daarvoor niet groot genoeg zijn. Daarover bestaat in de wetenschap dus geen eensgezindheid.

Uitwisseling van ziekten

Sterftecijfers bij bijen zijn onrustwekkend hoog, niet alleen bij deze die op vierwielers rondreizen, maar ook bij zij die ter plaatse blijven. Zo liep die volgens een onderzoek op, in 2012-2013, van enkele procenten in Litouwen tot een trieste dertig procent in het land met de hoogste uitval van Europa: België. Ook in de VS flirt de bijensterfte regelmatig met de dertig procent.

De meeste wetenschappers zijn vandaag van oordeel dat verschillende oorzaken samen aan de basis liggen: nieuwe ziektes en plagen zoals de varroamijt, bestrijdingsmiddelen, hun natuurlijke leefgebied dat inkrimpt, klimaatverandering en zo kunnen we nog wel even doorgaan. Tal van wetenschappers geloven dat het intensieve reizen met bijen in de VS een bijkomende verklaring voor de hoge sterftecijfers is.

Ook Blacquiere heeft zijn twijfels bij hoe reizen met bijen in de VS gebeurt. “Daar willen ze het op grootschalige, industriële manier doen. Zo staan liefst zestig procent van alle Noord-Amerikaanse bijen in februari en maart in de amandelregio. Dat zorgt voor veel meer uitwisseling van ziekten en plagen, en draagt bij tot een grote sterfte.”

De parasitaire varroamijt bedreigt bijenpopulaties wereldwijd.

Bijen als vee

"Ik ben tot het besluit gekomen dat 'vee' de meest geschikte term is voor bijen in de VS", zegt Brittney Goodrich, assistent-professor aan de Auburn Universiteit in de VS. Ze verrichte onderzoek naar de bestuiving van amandelen. “De meesten denken niet aan bijen in termen van vee. We stellen ons voor dat ze in het wild van bloem tot bloem vliegen en dat ze doen wat ze willen tenzij we in de buurt van hun angels komen." 

Dr. Samantha Alger is bioloog bij de Universiteit van Vermont. Met haar onderzoek droeg ze in sterke mate bij tot de inzichten die we vandaag hebben omtrent de impact van vergaand reizen met bijen op hun gezondheid. In het kader van dat onderzoek leerde ze ook welk leven deze bestuivers leiden. Zo beschrijft ze hoe onthutsend het is te zien hoe chauffeurs de bijen op hun vrachtwagen, verzwakt door de lange reis, wat voeding geven. Die komt uit een enorme tank die vol zit met een stroop, en waaraan een lange slag vast zit; daarmee lopen ze dan de bijenkisten af, die er elk een gulp van krijgen. “Het bevat niet alle voedingsstoffen, zoals aminozuren en vitaminen, die echte bloemennectar heeft. Het is net als maisstroop of suikerwater", zucht ze. En dat het intensieve reizen met bijen toch doorgaat omdat ze noodzakelijk zijn voor bestuiving, noemt ze ‘deprimerend’.

Door haar onderzoek is ze ook tot de vaststelling gekomen dat het verkeerd is te geloven dat gedomesticeerde honingbijen ooit zouden uitsterven. “Dat zou zijn zoals zeggen dat kippen met uitsterven bedreigd zijn… Dat is niet zo; de honingbij is vee geworden.” Wilde bijen lopen groter gevaar op forse achteruitgang, waarschuwt ze.

(Niet) volkomen veganistisch

De inzet van bijen bij de teelt van gewassen roept ook onverwachte vragen op. Neem honing. Net zoals sommige veganisten geen honing willen eten omdat daarvoor bijen zijn ingezet, stellen ze zich nu de vraag in welke mate een bakje amandelen nog als ‘veganistisch’ gelabeld kan worden, de bijdrage van de bijen indachtig. En hoe zit het met avocado’s, appelen, bessen en pompoenen? Zijn die dan nog veganistisch? Daar is steeds meer discussie over. Dominic Wilkinson, professor ethiek aan de Britse Universiteit van Oxford, boog zich over dat vraagstuk en ziet een uitweg in het concept van het sufficientarianisme. “Daarbij is het doel niet volkomen veganistisch te zijn, maar voldóende veganistisch: zo veel mogelijk inspanningen leveren als haalbaar is om lijden bij dieren te verminderen. Voor de ene persoon kan dit impliceren Californische avocado’s links te laten liggen, maar een andere zou wat dat betreft andere persoonlijke, ethische afwegingen kunnen maken.”

Imkers tussen de amandelbomen.

Nog meer reizen met bijen

Het aantal producten dat, ook in de Benelux, tot stand is gekomen dankzij reizen met bijen, is intussen verrassend groot geworden. “Voor amandelen in onze winkels”, zegt Tjeerd Blacquiere, “denk ik dat het boven de negentig procent is. Voor veel fruitgewassen zit het volgens mij ergens tussen de vijftig en de honderd procent. Bij appels schat ik het rond tachtig procent. Voor blauwe bessen gaat het toch zeker over negentig procent, en ook zowat alle aardbeien hebben we te danken aan reizen met bijen. Dan zijn er nog de groenten. Welnu, heel veel ervan zijn afkomstig van zaden die tot stand zijn gekomen door ingehuurde bijenvolken.”

Blacquiere verwacht dat de trend verder zal toenemen: “Het aantal bijenvolken wereldwijd is sinds de Tweede Wereldoorlog met zestig procent gestegen. Maar de voorbije twintig jaar is het aantal gewassen dat die bijenbestuiving nodig heeft met maar liefst vierhonderd procent toegenomen. De toename van honingbijen blijft dus achter ten opzichte van het aantal bijen dat we nodig hebben. Zo zouden we in een situatie kunnen terechtkomen dat we bijen tekort hebben. Het gevolg zal zijn: nog meer reizen met bijen.”

Hoe redden we de bijen? Niet met meer bijenkasten, zegt bioloog Dirk De Graaf (UGent) Wat je wel kunt doen, vertelt de bijenexpert in deze aflevering van de podcast 'Vraag het Aan'.  

Bronvermelding