Deze website gebruikt cookies. Ik ga akkoord met de privacy policy
OK
Gezondheid

Allergisch voor rood vlees, kaas en snoep

Later in het rusthuis krijg ik vast een bordje rond mijn nek: ‘Verboden te voederen’. Twintig jaar geleden werd ik getrakteerd op een vreemde, levensbedreigende voedselallergie. Met dank aan teken, zo blijkt.

Hans Van Dyck

Professor gedragsecologie. Door een tekenbeet ontwikkelde hij een straffe voedselallergie: het alfa-galsyndroom.

Het is twee decennia geleden dat ik nog een biefstuk, een worst of een spaghetti bolognaise at. Er zijn waardevolle redenen om minder of zelfs geen rood vlees te eten. Maar geen van die redenen verklaart waarom ik me ervan onthoud. In de zomer van 1999 kreeg ik een dwingend medisch verdict: mijd voortaan absoluut alle eiwitten afkomstig van zoogdieren en vertrek nooit zonder adrenalinespuit. Ik had een uitzonderlijke voedselallergie ontwikkeld.

De klachten startten met nachtelijke jeukaanvallen. Wat later kreeg ik stevige allergische aanvallen: netelroos op de huid, een opzwellend hoofd, krampen en diarree, duizeligheid, hartkloppingen en ademnood. Een anafylactische shock, heet dat in medische kringen. Ze kan levensbedreigend zijn. Een shot cortisone is dan de enige remedie om het op hol geslagen lichaam te bedaren.

Wat was de oorzaak? Waren het de vlinders waarmee ik voor mijn onderzoek als gedragsbioloog vaak in contact kwam? Iets in mijn voedsel? Zat het probleem misschien in het glas bier dat ik even voordien dronk? Er volgde een batterij bloed- en huidtesten. Die duidden de boosdoener aan: zoogdiereiwitten. Stofjes zoals bijvoorbeeld het caseïne-eiwit.

Nu had ik een verklaring, maar die nam mijn bezorgdheid niet weg. Zou deze allergie tegen zoogdiereiwitten niet ontaarden in een auto-immuunkwestie? Naast vader, echtgenoot en bioloog ben ik immers ook voltijds zoogdier.

Het medisch plan van aanpak was alleszins helder: eet geen producten meer van zoogdieren. Dertig jaar lang had dat type voedsel geen enkel probleem gesteld voor mijn immuunsysteem. Nu werd het plots een bedreiging. Geen rood vlees, geen kaas of andere melkproducten, geen gelatine zoals in snoepjes. In veel voedingsproducten zitten bovendien afgeleide melk- of vleesproducten.

Voor een bioloog is het label ‘zoogdieren’ wel klare taal, maar in de keuken blijkt dat andere kost. ‘Dan eet u vast ook geen eieren, meneer?’ Eieren komen van kippen. Kippen zijn vogels, geen zoogdieren. Eieren zijn prima.

Niet enkel Lyme

Onderzoekers schatten dat 2 tot 5 procent van de volwassenen en 6 tot 8 procent van de kinderen last heeft van een voedselallergie. Die kan zich ontwikkelen tegen diverse componenten. Bij kinderen vormt koemelk een courant voorbeeld. Bij volwassenen worden de hitlijsten aangevoerd door vis, zeevruchten en (pinda)noten. Soms hebben individuen met een pollenallergie ook problemen met fruit of rauwe groenten. Een allergie tegen latex – denk aan handschoenen of condooms – hangt bij 30 tot 50 procent van de patiënten samen met een overgevoeligheid aan avocado of banaan.

Wie allergisch is, reageert gewoonlijk snel na contact met de specifieke allergenen in het voedsel. De allergie waaraan ik lijd, vormt daar een vreemde uitzondering op. De reactie laat op zich wachten, maar liefst drie tot zes uur.

Als academicus raadpleeg ik vaak internationale databanken van wetenschappelijke vakliteratuur. Tussen het opzoekwerk binnen mijn vakgebied over dierengedrag en ecologie, snuister ik ook geregeld in de medische publicaties over ‘red meat allergy’. In 2007 stuitte ik op een verrassende paper. Een Australisch team rapporteerde voor het eerst over een verband tussen deze bizarre voedselallergie en tekenbeten.

Twee jaar later bevestigde een Amerikaans team hetzelfde verband. Ook ik had meerdere tekenbeten gehad tijdens veldwerk toen de allergie plots de kop op stak. Teken zijn geen insecten, maar spinachtigen met acht pootjes. Ze zijn nu meer verspreid en talrijker dan enkele decennia geleden.

Teken worden gelinkt aan diverse ziektekiemen. Toch: wie teek zegt, denkt al snel aan de ziekte van Lyme. Dat is een infectieziekte die niet door de teek zelf wordt veroorzaakt, maar door de zogenoemde Borrelia-bacterie. Een deel van onze tekenpopulatie (12-15 procent) is drager van die bacterie. Op die manier zorgen teken voor de verbreiding ervan.

Bij red meat allergy blijkt de teek zelf de hoofdrolspeler. Vooral in de Verenigde Staten werden meerdere gevallen van de allergie gedocumenteerd in regio’s waar de lone star-teek (Amblyomma americanum) frequent mensen beet heeft. Er volgden ook Europese gevallen in onder meer Frankrijk, Duitsland, Zweden, Spanje en Italië. In Europa komt de lone star-teek niet voor, maar dezelfde voedselallergie kan worden veroorzaakt door andere tekensoorten, zoals de schapenteek (Ixodes ricinus). Teken nemen tijdens hun levenscyclus enkele keren een bloedmaal. Als teken bijten, spuiten ze vloeistoffen in je huid en je bloedbaan. Op die wijze kunnen ze ook zoogdierstoffen uit een vorig maal bij de mens binnen loodsen.

Schapenteek.

Wel vis en gevogelte

Maar red meat allergy wordt niet veroorzaakt door een eiwit. Dat werd eerder wel gedacht en is ook gebruikelijk bij voedselallergie. Hier is een bepaalde suiker aan zet. Hij zit wel vast aan een eiwit. De suikereenheid draagt de technische naam galactose-α-1,3-galactose. Een mondvol, maar experts spreken handiger van ‘alfa-gal’.

Patiënten met de alfa-galvoedselallergie kunnen zonder probleem vis of gevogelte eten. Die dieren bevatten geen alfa-gal. Maar alle zoogdieren hebben dat wel, op slechts enkele uitzonderingen na: mensen, mensapen en enkele andere apen. Een oude mutatie zorgt ervoor dat het gen niet langer tot expressie komt bij onze apenclub.

Aanvankelijk werd gedacht dat de teek de alfa-galstof binnenkrijgt bij een eerste bloedmaal van een zoogdier, bijvoorbeeld een bosmuis. Onderzoek toont dat de teek ook los van een dergelijk bloedmaal alfa-gal in de speekselklieren kan hebben. Bij experimenten kregen teken alleen menselijk bloed, dus zonder alfa-gal. Toch werd er alfa-gal in hun speekselklieren vastgesteld. Tenminste bij sommige tekensoorten. Het toont dat de rol van de teek in dit allergieverhaal van belang is. Het gaat om meer dan het passief doorgeven van de stof die de allergie uitlokt. Sommige tekensoorten vormen voor deze voedselallergie een belangrijker probleem dan andere soorten.

Zelfs chips bevatten soms melkpoeder en kunnen de allergische reactie in gang zetten.

Nieuwe lessen en vragen

De jongste jaren hebben experts veel nieuwe kennis verzameld. Die creëert ook nieuwe vragen. Kan iedereen deze allergie krijgen? Uiteraard moet je in contact komen met teken en de trefrisico’s blijken erg af te hangen van individu tot individu. Bovendien zijn er aanwijzingen dat mensen met bloedgroep B tolerant zijn tegen alfa-gal.

Niet iedereen reageert ook even sterk op de allergie. Meerdere patiënten blijken wel degelijk kaas te kunnen eten, maar dus geen rood vlees. Bij wie daar wel op reageert, zorgt rauwe melk doorgaans voor een sterkere reactie dan melk uit de supermarkt. Als patiënt heb ik geleerd alert te zijn voor de afgeleide melkproducten in een erg breed gamma aan voedingsproducten. Chips van het ene merk bevatten een melkproduct, chips van het andere niet. Er zijn ook gevallen van mensen die na een aantal jaren opnieuw kleine hoeveelheden rood vlees kunnen eten. Vermijden dat je opnieuw een tekenbeet oploopt is dan wel van belang.

Hoe zeldzaam is deze voedselallergie? Er is geen recent cijfermateriaal voorhanden om betrouwbare uitspraken te doen over België of Vlaanderen. Didier Ebo, specialist immunologie en allergologie (UZ Antwerpen), spreekt voor zijn dienst van vier à vijf nieuwe patiënten per jaar. En van 2017 tot eind mei 2019 stelde Christine Breynaert, expert allergologie aan het UZ Leuven, twintig nieuwe diagnoses vast.

Breynaert wijst erop dat het moeilijk is om nu al over trends te spreken. Alfa-gal is pas sinds enkele jaren een duidelijk bewezen allergie. Bovendien wijkt ze af van vele wetmatigheden bij andere voedselallergieën. Allergologen en andere artsen houden er de jongste jaren wel meer rekening mee, en er is nu ook een commercieel beschikbare bloedtest.

In een vakblad over anesthesie werd recent gewezen op de noodzaak om alert te zijn voor de allergie. Een aantal medicijnen en andere medische toepassingen bevatten immers alfa-gal. Die stof is niet bedoeld als actieve component, maar kan door de productiewijze in het medicijn zitten. Kankerpatiënten met alfa-gal mogen bijvoorbeeld geen cetuximab nemen, een geneesmiddel tegen bepaalde kankers. Sommige pillen bevatten gelatine, wat inderdaad afkomstig is van zoogdiermateriaal.

De problemen met alfa-gal verplichten patiënten tot een gezond dieet. Geen boter maar olijfolie, geen rood vlees, maar groente of vis. Geen gelatinerijk snoepgoed, maar een stuk fruit. Klinkt als een meevaller. Toch toont de wetenschap zelden een eenvoudig zwart-witbeeld. Een recente studie suggereert een verhoogd risico voor het verstoppen van hartslagaders bij patiënten met red meat allergy. Meer onderzoek is nodig. Ik blijf het van de eerste rij volgen.

Foto: Richard Bartz

Tekenvijand

Het alfa-galsyndroom roept allerlei medische vragen op, maar ook biologische. In het bijzonder over de verspreider van de ziekte. Er valt immers nog heel wat te leren over de ecologie van teken. Hun toename wordt vaak in verband gebracht met klimaatverandering en het toenemend aantal grotere zoogdieren die teken op een grotere ruimtelijke schaal verspreiden. In de Lage Landen denken wij bij zulke zoogdieren vooral aan reeën, in de Verenigde Staten aan andere hertensoorten.

Die factoren kunnen de veranderingen in het verspreidingsgebied van teken helpen verklaren. In België zijn teken vooral talrijk in Brabant, de Ardennen en de Kempen. Welke factoren kunnen de aantallen van teken onder controle houden? Droogte doet teken alvast geen deugd. Over hun natuurlijke vijanden weten we echter nog altijd erg weinig. Laboratoriumtests tonen dat bepaalde schimmels, kleine nematode wormpjes en gespecialiseerde sluipwespen van het genus Ixodiphagus het op teken hebben gemunt. Over hun rol en impact in natuurlijke populaties blijken we nauwelijks wat te weten. Mieren worden ook gesuggereerd als tekenrovers. Hier lonkt nieuw veldwerk. Wel uitkijken voor teken.

Bronvermelding