De jacht is iets wat door het volledige jaar aandacht krijgt. In een jachtgebied wordt ook voor de jacht gewerkt om de dieren in de best mogelijke conditie te krijgen. Voor het jachtseizoen wordt vastgesteld wat de dierpopulatie is, en wat het overtal is dat geschoten mag worden om die niet in gevaar te brengen. Ook de druk op de landbouw wordt meegenomen in die overweging. Dat beheer gebeurt onder toezicht van het Vlaamse Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) aan wie de afschotcijfers en jachtvoorspellingen worden doorgegeven. Op basis daarvan wordt een faunabeheerplan opgesteld dat stipuleert wat er precies gejaagd kan worden. Bijvoorbeeld een tweejarig mannetjeshert en een vierjarig mannetjeshert – de leeftijd kan worden afgelezen aan de vertakkingen van het gewei. Dat luistert zeer nauw voor de jager want er staan zware boetes op het afschieten van het verkeerde dier.
Op verschillende plaatsen in Europa zijn er zoveel hoefdieren (vb. herten of everzwijnen) dat ze overlast veroorzaken. Vaak hangt dit samen met het verdwijnen van de roofdieren die de populaties mee onder controle houden, zoals grote katachtigen, beren of wolven. Te veel hoefdieren kunnen overlast veroorzaken. Ze eten immers landbouwgewassen op of vreten de natuurlijke vegetatie kaal. In dat geval kan gecontroleerde jacht bijdragen aan een oplossing.
Toch kan de jacht die overvloed aan hoefdieren ook juist in de hand werken. Jagers voederen de herten soms bij zodat de geweien van betere kwaliteit zijn, er meer dieren de winter overleven en in het voorjaar meer jongen geboren worden. Daardoor houden ze het probleem mee in stand. In België is het in principe verboden om zoveel voer te verstrekken dat de populatie erdoor vergroot, maar illegaal gebeurt het voederen van herten en everzwijnen nog steeds. Het is wel toegestaan dat jagers voer gebruiken om dieren te lokken.
Jagers zetten soms gekweekte dieren uit voor de jacht. Bij ons is die praktijk illegaal. De vrijgelaten dieren uit de kweek vertekenen immers de aantallen van de natuurlijke populatie, waardoor die gezonder lijkt dan werkelijk het geval is. Bovendien zijn gekweekte dieren vaak genetisch minder goed aangepast aan het leven in het wild. Wanneer die vervolgens paren met een wilde soortgenoot, kan het zijn dat hun nakomelingen slechter overleven. In 2020 ging er bijvoorbeeld een lokaal jachtverbod in op verschillende locaties in Vlaanderen, nadat jagers er gekweekte patrijzen, fazanten en hazen hadden losgelaten. Ook de moeflons die in de Ardennen leven, zijn daar niet van nature gekomen, maar weren er vroeger uitgezet voor de jacht.
De milieueffecten van de veeteelt, zoals de uitstoot van broeikasgassen en het hoge waterverbruik, zijn zorgwekkend. Wild wordt vaak gezien als een duurzaam alternatief. Maar is het echt zoveel beter?
Net als koeien, geiten en schapen, produceren herten methaangas (CH4) tijdens het herkauwen. Dat gas veroorzaakt een broeikaseffect dat 28 keer zo groot is als het effect van CO2. Nieuw-Zeelandse onderzoekers vergeleken de dagelijkse methaanuitstoot van koeien, schapen en herten. Zij stelden vast dat herten 31.5 gram methaan per dag uitstoten. Dat is minder dan runderen (140.4 g CH4/day), maar meer dan schapen (18.3 g CH4/day).
Er bestaan weinig studies naar de totale koolstofvoetafdruk van de hertenkweek. Indonesische onderzoekers berekenden dat Javaanse herten verantwoordelijk zijn voor ongeveer 17.5 kg CO2-equivalenten per kilogram levend lichaamsgewicht. Dit cijfer valt moeilijk te vergelijken met andere soorten vlees, omdat de uitstoot doorgaans berekend wordt per kilogram eetbaar vlees.
Gekweekt hertenvlees kan zowel per boot uit Nieuw-Zeeland worden getransporteerd als per vliegtuig worden ingevlogen. Het vlees wordt al versneden en vacuüm verpakt, zodat het lang – tot negentig dagen – houdbaar is. In 2020 werd 102.623 kilogram hertenvlees ingevoerd uit dat land. Geschoten wild is afkomstig uit eigen land of verder op in Europa. Dat kan ook uit Polen, Hongarije, Frankrijk, Spanje of Groot-Brittannië zijn, afhankelijk van de prijs. In 2020 werd ook 98.693 kilogram haas ingevoerd uit Uruguay en Argentinië en 46.250 kilogram wild zwijn uit Australië en de Verenigde Staten.