In de jaren tachtig, toen de kabeljauw bedreigd werd en dus duur was, heeft men geëxperimenteerd met gekweekte kabeljauw. Aangezien de Scandinavische en IJslandse visbestanden het opnieuw goed doen, zijn die pogingen gestaakt of niet uit het onderzoekstadium gekomen. In theorie is de kweek van kabeljauw mogelijk, maar het procedé kent nog veel kinderziektes, kampt met inefficiëntie en is nog te duur om economisch rendabel te zijn. Zo duurt het minstens 32 maanden vooraleer de eerste vissen slachtrijp zijn, en is de voeding van de vissen een erg zware kost, waardoor het nog niet mogelijk is om zo’n operatie winstgevend te maken.
Elke vorm van vangst zorgt voor zijn eigen problemen. Lijnvisserij werkt met een pijnlijke haak terwijl de kabeljauwen bij sleepnetvangst lange tijd worden samengedrukt in het net, samen met stenen en ander puin van de zeebodem. Het ophalen van het net of de lijn gaat ook te snel voor het dier, waardoor hun zwemblaas vaak kapotgaat. Het opensnijden en ontdoen van darmen gebeurt vervolgens levend. Nochtans is aangetoond dat vissen wel degelijk pijn kunnen lijden. Op grote diepvriesschepen legt men de dieren eerst in ijswater, of krijgen ze een elektrische schok ter verdoving.