Elke wildsoort vraagt zijn eigen jachtmethode. Om duiven te schieten zal de jager zich verdekt opstellen in de houtkant. Hazen worden bejaagd met een jacht voor de voet: de jagers trekken door het veld, en kijken wat hen voor de voeten wegspringt. Grofwild wordt vaak geschoten vanop een 'jachtkansel'. Dat is een platform, of verheven zitplaats, dat het mogelijk maakt om wild te schieten vanaf een punt boven het grondniveau. 'Drukjacht' is een andere methode voor de jacht op grofwild. Daarbij worden dieren het bos uitgejaagd en door de jagers opgewacht. Een everzwijn wordt typisch via drukjacht bejaagd, al is ook de nachtelijke jacht hiervoor toegestaan. In een stedelijke omgeving worden duiven soms bejaagd met valken.
Het is gebruikelijk dat de jager bij zoogdieren op de borststreek mikt. Zo veroorzaakt de kogel een fatale bloeding van de longen, het hart of een grote bloedvat. Het bloedverlies leidt tot een shocktoestand, doordat de zuurstoftoevoer naar de organen daalt. Vervolgens verliest het dier het bewustzijn en sterft het.
Hoe lang het duurt voor een dier niet meer kan rondlopen en/of zijn bewustzijn verliest, hangt af van het tempo waarmee het bloed verliest. Wordt bijvoorbeeld een eland geraakt in het hart, dan duurt het zo’n 10 seconden voor het dier niet meer kan lopen. Raakt de kogel de longen, dan gaat het gemiddeld om 30 seconden. Hoe lang het duurt voor het dier sterft aan zijn verwondingen, hangt af van de aard van de verwonding en de grootte van het dier. Een schot door beide longen of het hart doodt het dier binnen enkele minuten, terwijl een schot door het spijsverteringsstelsel kan resulteren in een urenlange doodstrijd.