In het begin van de 16e eeuw leerden de Spaanse veroveraars in Mexico de drank ‘xocolatl’ kennen. De Azteken brouwden het drankje met gemalen cacaobonen, maïs en water, en kruidden het met chilipeper, vanille en piment. Ze geloofden dat de cacaoboom van goddelijke afkomst was en zagen xocolatl als een afrodisiacum. Daarom dronken ze het in grote hoeveelheden op trouwceremonies. De mens consumeert al cacaodrankjes sinds 200-600 V.C.
De wetenschappelijke naam van de cacaoplant verwijst naar die vermeende goddelijke afkomst. Linnaeus doopte de plant Theobroma cacao, voedsel (βρῶμα) van de goden (θεός).