In de verbrandingsinstallatie wordt het afval verbrand bij een temperatuur van 1000°C. In de naverbrandingskamer moeten de rookgassen minimaal twee seconden een temperatuur van 850°C halen om dioxines in dit stadium te vernietigen. Dat is een wettelijke verplichting. De gassen krijgen daarna nog extra behandelingen om de schadelijke stoffen eruit te verwijderen. Het gezuiverd rookgas gaat naar buiten via de schouw.
Daarna blijft er van 100 kilogram restafval nog 15,2 kilogram bodemas (as die overblijft in een verbrandingsinstallatie en op de bodem van de ketel achterblijft), 2,8 kilogram ijzerschroot, twee kilogram andere metalen, 4,5 kilogram rookgasresidu en vliegas over. Vliegas bestaat uit zeer fijne deeltjes, meestal kleiner dan 75 μm. Zoals de naam al zegt, vliegen die deeltjes makkelijk weg. Ze veroorzaken luchtvervuiling en moeten dus uit de lucht gefilterd worden. Rookgasresidu bestaat uit stoffen die bij de behandeling van de rookgassen uitgefilterd worden.
Het bodemas wordt, na controle, gebruikt voor wegenwerken, dijkversterking of het afdekken van storten. Het schroot gaat naar de staalindustrie. Rookgasresidu en vliegas worden – na bewerking – gestort op een klasse 1-stort (klasse 1: gevaarlijke afvalstoffen).